Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Beslissing
3 oktober 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 oktober 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 17 december 2021 werd gewezen. De zaak betreft de verdachte, geboren in 1981, die werd beschuldigd van medeplegen van afpersing van voormalige leden van een motorclub, zoals vastgelegd in artikel 317.1 jo. 312.2.2 van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte heeft in cassatie aangevoerd dat er schendingen hebben plaatsgevonden van de Aanwijzing auditief en audiovisueel registeren van verhoren, wat volgens hem had moeten leiden tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie of tot bewijsuitsluiting. Daarnaast heeft de verdachte de redelijke termijn in de eerste aanleg en in hoger beroep ter discussie gesteld, met de vraag of het hof het toepasselijke toetsingskader heeft miskend.
De Hoge Raad heeft de cassatiemiddelen beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten van de verdachte niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. De Hoge Raad heeft in zijn oordeel geen verdere motivering hoeven geven, aangezien de klachten niet relevant waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft het beroep van de verdachte dan ook verworpen, waarmee de eerdere uitspraak van het gerechtshof in stand blijft.