Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Beslissing
3 oktober 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 oktober 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba. De zaak betreft een verdachte die is beschuldigd van medeplegen van ambtelijke corruptie in Curaçao, zoals vastgelegd in artikel 2:351 van het Wetboek van Strafrecht Curaçao. De verdachte heeft in cassatie aangevoerd dat zijn recht op bijstand door een advocaat is geschonden, omdat het verzoek om bijstand van een niet bij het hof ingeschreden Nederlandse advocaat is afgewezen. Dit is een schending van artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).
De Hoge Raad heeft de cassatiemiddelen beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten van de verdachte niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. De Hoge Raad heeft hierbij verwezen naar eerdere arresten, waaronder ECLI:NL:HR:2023:1329, en heeft vastgesteld dat het niet nodig is om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht. De advocaat-generaal, D.J.M.W. Paridaens, heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, en de Hoge Raad heeft deze conclusie gevolgd.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep van de verdachte verworpen, waarmee de uitspraak van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie in stand blijft. Dit arrest is gewezen door de vice-president en twee raadsheren, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.