Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Beslissing
17 oktober 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 oktober 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 11 november 2021. De zaak betreft de verdachte, geboren in 1983, die werd beschuldigd van hennepteelt in strijd met artikel 3B van de Opiumwet en diefstal van elektriciteit door middel van verbreking, zoals omschreven in artikel 311.1.5 van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte heeft in cassatie aangevoerd dat er sprake was van een vormverzuim bij het binnentreden van de door hem gehuurde loods, omdat er onvoldoende verdenking zou zijn geweest van een overtreding van de Opiumwet. Daarnaast heeft de verdachte een bewijsklacht ingediend met betrekking tot de verbreking.
De Hoge Raad heeft de cassatiemiddelen beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling geen motivering hoeven geven, omdat de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep van de verdachte verworpen, waarmee de eerdere uitspraak van het gerechtshof in stand blijft. Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, samen met de raadsheren A.E.M. Röttgering en M. Kuijer, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.