Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
4.Beslissing
3 oktober 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 oktober 2023 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 21 mei 2021. De verdachte, geboren in 1995, was in eerste aanleg vrijgesproken van medeplegen van mishandeling. De Hoge Raad heeft het cassatieberoep ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door advocaat S.C. van Paridon. De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep.
De Hoge Raad heeft de cassatiemiddelen beoordeeld. Het eerste cassatiemiddel betrof de klacht dat het hof niet in het bijzonder de redenen heeft opgegeven voor het afwijken van een door de verdediging naar voren gebracht standpunt over de bewijsvoering. De Hoge Raad oordeelde dat dit middel niet tot cassatie leidt, omdat de redenen voor de verwerping voldoende zijn gemotiveerd in de conclusie van de advocaat-generaal.
Het tweede cassatiemiddel betrof de overschrijding van de redelijke termijn in de cassatiefase. De Hoge Raad oordeelde dat dit middel gegrond is, aangezien er meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. De Hoge Raad concludeerde dat de redelijke termijn is overschreden, maar verbond hieraan geen verdere rechtsgevolgen, gezien de vrijspraak van de verdachte. Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep.