ECLI:NL:HR:2023:1269

Hoge Raad

Datum uitspraak
3 oktober 2023
Publicatiedatum
19 september 2023
Zaaknummer
21/02282
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over vrijspraak en bewijsvoering in mishandelingzaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 oktober 2023 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 21 mei 2021. De verdachte, geboren in 1995, was in eerste aanleg vrijgesproken van medeplegen van mishandeling. De Hoge Raad heeft het cassatieberoep ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door advocaat S.C. van Paridon. De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep.

De Hoge Raad heeft de cassatiemiddelen beoordeeld. Het eerste cassatiemiddel betrof de klacht dat het hof niet in het bijzonder de redenen heeft opgegeven voor het afwijken van een door de verdediging naar voren gebracht standpunt over de bewijsvoering. De Hoge Raad oordeelde dat dit middel niet tot cassatie leidt, omdat de redenen voor de verwerping voldoende zijn gemotiveerd in de conclusie van de advocaat-generaal.

Het tweede cassatiemiddel betrof de overschrijding van de redelijke termijn in de cassatiefase. De Hoge Raad oordeelde dat dit middel gegrond is, aangezien er meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. De Hoge Raad concludeerde dat de redelijke termijn is overschreden, maar verbond hieraan geen verdere rechtsgevolgen, gezien de vrijspraak van de verdachte. Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer21/02282
Datum3 oktober 2023
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 21 mei 2021, nummer 22-004494-18, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1995,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft S.C. van Paridon, advocaat te Rotterdam, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep.

2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt dat het hof in strijd met de tweede volzin van het tweede lid van artikel 359 van het Wetboek van Strafvordering niet in het bijzonder de redenen heeft opgegeven waarom het is afgeweken van een door de verdediging naar voren gebracht uitdrukkelijk onderbouwd standpunt over de bewijsvoering.
2.2
Het cassatiemiddel leidt niet tot cassatie. De redenen daarvoor staan vermeld in de conclusie van de advocaat-generaal onder 4 tot en met 8.

3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel

3.1
Het cassatiemiddel klaagt dat in de cassatiefase de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden omdat de stukken te laat door het hof zijn ingezonden.
3.2
Het cassatiemiddel is gegrond. Bovendien doet de Hoge Raad uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. In het licht van de omstandigheid dat de verdachte strafbaar is verklaard maar dat geen straf of maatregel is opgelegd, volstaat de Hoge Raad met het oordeel dat de redelijke termijn is overschreden, en is er geen aanleiding om aan dat oordeel enig ander rechtsgevolg te verbinden.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en T. Kooijmans, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
3 oktober 2023.