Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
4.Beslissing
19 september 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 september 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 5 augustus 2021. De verdachte, geboren in 1959, was betrokken bij de diefstal van mobiele telefoons, wat valt onder artikel 311.1.4 van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte heeft beroep in cassatie ingesteld, waarbij zijn advocaat E.J.M.J. Damen cassatiemiddelen heeft voorgesteld. De advocaat-generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien de klachten niet relevant waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Een belangrijk aspect van de zaak was het tweede cassatiemiddel, dat betrof de overschrijding van de redelijke termijn in de cassatiefase, zoals bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de redelijke termijn is overschreden, aangezien er meer dan twee jaar zijn verstreken sinds het instellen van het cassatieberoep. Ondanks deze overschrijding heeft de Hoge Raad besloten geen verdere rechtsgevolgen aan deze constatering te verbinden, gezien de opgelegde geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken met een proeftijd van één jaar.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep van de verdachte verworpen, en dit arrest is uitgesproken ter openbare terechtzitting.