Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
12 september 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 september 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 5 januari 2022. De verdachte, geboren in 1982, was in deze zaak aangeklaagd voor het opzettelijk aanwezig hebben van hennepplanten in een door hem onderverhuurde woning, in strijd met artikel 3.C jo. 11.2 van de Opiumwet. De verdachte heeft beroep in cassatie ingesteld, waarbij hij werd bijgestaan door zijn advocaten R.J. Baumgardt, P. van Dongen en S. van den Akker. De advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft de klachten van de verdachte over de uitspraak van het hof beoordeeld. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. Het was niet nodig om te motiveren waarom dit oordeel was gegeven, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep van de verdachte verworpen, waarmee de uitspraak van het gerechtshof in stand bleef. Dit arrest is gewezen door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en A.L.J. van Strien, in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Schnetz, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.