Uitspraak
1.Procesverloop
2.Uitgangspunten en feiten
3.Verdere beoordeling van het middel in het principale beroep
4.Beslissing
8 september 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 september 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure met betrekking tot intellectuele eigendom, specifiek het merken- en handelsnaamrecht. De zaak betreft een geschil tussen [eiseres] B.V. en de V.O.F. CLASSIC COACH COMPANY (CCC c.s.) over de vraag of CCC c.s. zich kan beroepen op een ouder recht in de zin van artikel 6 lid 2 van de Merkenrichtlijn 2008/95/EG. De Hoge Raad heeft eerder prejudiciële vragen gesteld aan het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU) over de interpretatie van het begrip 'ouder recht'. Het HvJEU heeft geoordeeld dat voor de vaststelling van een ouder recht niet vereist is dat de houder van dit recht het gebruik van een jonger merk kan verbieden. Dit betekent dat een handelsnaam, die in de wetgeving van de betrokken lidstaat erkend is, kan worden aangemerkt als een ouder recht, mits deze in het economisch verkeer wordt gebruikt.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling geconcludeerd dat de onderdelen van het cassatiemiddel die stellen dat CCC c.s. alleen een beroep kunnen doen op de beperking van artikel 2.23 lid 2 (oud) BVIE als hun handelsnaam ouder is dan die van [eiseres], op een onjuist uitgangspunt berusten. De Hoge Raad heeft de klachten van [eiseres] verworpen en geoordeeld dat het incidentele beroep geen behandeling behoeft. Tevens is [eiseres] veroordeeld in de proceskosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 26.226,24, vermeerderd met wettelijke rente indien deze niet tijdig worden voldaan.