Uitspraak
1.De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
2.De aanvraag tot herziening
3.Beoordeling van de aanvraag
4.Beslissing
5 september 2023.
Hoge Raad
Op 5 september 2023 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een zaak betreffende een aanvraag tot herziening. De aanvraag was ingediend door S. van Buuren, advocaat te Strijen, namens de aanvrager, die in 1989 is geboren. De zaak betreft een niet-ontvankelijk verklaring van de aanvrager in zijn hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, dat op 2 december 2022 is uitgesproken. Het gerechtshof 's-Hertogenbosch had op 24 maart 2023 de aanvrager niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep tegen dit vonnis.
De Hoge Raad heeft de aanvraag tot herziening beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kan leiden tot herziening. Dit is gebaseerd op het feit dat de uitspraak waarvan herziening is gevraagd, namelijk de niet-ontvankelijk verklaring, geen veroordeling inhoudt. Volgens artikel 457 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) is er geen sprake van een uitspraak in de zin van dit artikel, waardoor de Hoge Raad de aanvraag niet in behandeling kan nemen. De Hoge Raad heeft daarom de aanvraag tot herziening niet-ontvankelijk verklaard.
Deze uitspraak benadrukt het belang van de voorwaarden waaronder een aanvraag tot herziening kan worden ingediend, en dat alleen veroordelingen in aanmerking komen voor herziening volgens de geldende wetgeving. De beslissing van de Hoge Raad is genomen door vice-president M.J. Borgers als voorzitter, samen met de raadsheren A.E.M. Röttgering en M. Kuijer, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.