ECLI:NL:HR:2023:1151

Hoge Raad

Datum uitspraak
5 september 2023
Publicatiedatum
4 september 2023
Zaaknummer
21/00689
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over feitelijk leidinggeven aan witwassen van een aanzienlijk geldbedrag met betrekking tot een B.V.

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 september 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte, geboren in 1963, was beschuldigd van feitelijk leidinggeven aan het medeplegen van witwassen van een aanzienlijk geldbedrag van € 67.950, dat op 25 juli 2013 op de bankrekening van [C] B.V. was ontvangen. Het hof had eerder geoordeeld dat de verdachte bewust de aanmerkelijke kans had aanvaard dat dit bedrag van misdrijf afkomstig was. Echter, de Hoge Raad oordeelde dat uit de bewijsvoering van het hof niet zonder meer kon worden afgeleid dat de verdachte als feitelijk leidinggever deze kans bewust had aanvaard. De enkele omstandigheid dat de verdachte het blijkbaar geen bezwaar vond dat de vennootschap werd gebruikt voor transacties die niet te maken hadden met die vennootschap, volstond niet om de bewezenverklaring te onderbouwen. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof gedeeltelijk vernietigd en de zaak terugverwezen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor herbehandeling.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer21/00689
Datum5 september 2023
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 3 februari 2021, nummer 21-000020-19, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1963,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft B.P.M. Canoy, advocaat te Leeuwarden, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal P.M. Frielink heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, opdat de zaak op het bestaande beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt onder meer dat de bewezenverklaring ontoereikend is gemotiveerd, omdat het bewezenverklaarde opzet niet uit de bewijsvoering kan worden afgeleid.
2.2.1
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
“[C] B.V. in de periode van juli 2013 tot en met 31 oktober 2013, in de gemeente Arnhem, tezamen en in vereniging met anderen, een aanzienlijk geldbedrag, te weten:
* op 25 juli 2013, euro 67.950,--, welk bedrag giraal is overgemaakt op bankrekening [rekeningnummer 7] ten name van [C] B.V. (overgeboekt door [A] B.V.), voorhanden heeft gehad,
terwijl [C] B.V. en haar mededaders wisten dat bovenomschreven geldbedrag geheel onmiddellijk of middellijk afkomstig was uit oplichting en het opmaken en gebruik maken van valse geschriften aan welke bovenomschreven verboden gedraging verdachte feitelijke leiding heeft gegeven.”
2.2.2
Met betrekking tot de bewezenverklaring heeft het hof onder meer het volgende overwogen:
“Aangiftes
Door of namens (...) ABN-AMRO Lease N.V. (hierna: ABN-AMRO) is aangifte gedaan van oplichting.
(...)
ABN-AMRO
ABN-AMRO heeft zes leaseovereenkomsten afgesloten met [A] BV met betrekking tot het leasen van koelcontainers en heftrucks. Deze objecten zouden zijn geleverd door [C] BV, [B] BV en [D] BV. De gelden ten behoeve van de aanschaf van de objecten zijn door ABN-AMRO uitgekeerd aan [A] BV op rekening nummer [rekeningnummer 2] en aan [D] BV. Het vermoeden bestond dat de in de leaseovereenkomsten opgenomen koelcontainers en heftrucks niet bestaan. De importeur van de koelcontainers kent de opgegeven serienummers niet. De namen van de leveranciers of ontvangers komen niet in hun bestanden voor.
De betrokken vennootschappen
Bij de in de aangiftes genoemde transacties spelen de volgende vennootschappen, bestuurders en aandeelhouders een rol. De bestuurders en aandeelhouders zijn aangegeven voor zover in het kader van de strafzaak van belang.
[A] BV
[A] BV is op 19 april 2001 opgericht en op 4 mei 2001 ingeschreven in het handelsregister van de KvK. Op 29 april 2014 is [A] BV in staat van faillissement verklaard.
(...)
[C] BV
[C] BV (voorheen [G]) is opgericht 12 december 2007 en op 13 december 2007 ingeschreven in het handelsregister van de KvK.
Bestuurder
[verdachte] is van 16 maart 2012 tot 30 juli 2013 bestuurder geweest. Binnen deze periode is van 11 juli 2012 tot 20 december 2012 ook [H] BV bestuurder geweest en in de periode van 20 december 2012 tot 21 mei 2013 [betrokkene 8]. [verdachte] is op 30 juli 2013 uit functie getreden. [betrokkene 2] is vervolgens van 30 juli 2013 tot 20 augustus 2013 bestuurder geweest en [betrokkene 9] van 20 augustus 2013 tot 1 november 2013. Daarna was [verdachte] bestuurder van 1 november 2013 tot 24 januari 2014.
Aandeelhouder
[verdachte] is enig aandeelhouder geweest van 16 maart 2012 tot 11 juli 2012 en van 21 mei 2013 tot 30 juli 2013. Van 30 juli 2013 tot 20 augustus 2013 is [betrokkene 2] enig aandeelhouder geweest. Vervolgens is [betrokkene 9] van 20 augustus 2013 tot 1 november 2013 enig aandeelhouder geweest. [verdachte] is daarna enig aandeelhouder geweest van 1 november 2013 tot 24 januari 2014.
(...)
Banktransacties
Op de verschillende bankrekeningen van de betrokken vennootschappen zijn in de periodes genoemd in de aangiftes de volgende bij- en afschrijvingen te zien.
[A] BV
(...)
SNS-bankrekeningnummer [rekeningnummer 3]
(…)
Bijschrijvingen:
(…)
- 25 juli 2013 bijschrijving € 67.950,- van ABN-AMRO Lease NV.
(...)
Afschrijvingen:
(...)
- 25 juli 2013 afschrijving van € 67.950,- naar [C] BV met omschrijving inzake Manitou MC 70/2012;
(...)
[C] BV
Rekening [rekeningnummer 7]
(...)
Bijschrijvingen:
- 25 juli 2013 bijschrijving van € 67.950,- van [A] BV;
(...)
Afschrijvingen:
- 25 juli 2013 afschrijving van € 63.193,50 naar [A] BV;
- 25 juli 2013 afschrijving van € 4.756,50 naar [betrokkene 2] (Duitse bankrekening);
(...)
Verklaringen van verdachten en getuigen
In het onderzoek Harp zijn verschillende verdachten en getuigen gehoord. De verdachten [medeverdachte], [betrokkene 15], [betrokkene 6], [betrokkene 2] en [betrokkene 9] hebben zich beroepen op hun zwijgrecht. [betrokkene 1], [verdachte] en [betrokkene 11] hebben wel een verklaring afgelegd. Hun verklaringen komen er kort gezegd op neer dat zij (een of meer van) de lease- of huurkoopovereenkomsten en de daarbij behorende facturen nooit eerder hebben gezien en/of dat de op de formulieren voorkomende handtekening(en) niet van hen zijn en/of dat ze niet op de hoogte zijn geweest van de transacties op de bankrekening(en).
Samengevat komen de verklaringen van [betrokkene 1], [verdachte] en [betrokkene 11] erop neer dat zij in zee zijn gegaan met- en/of hun BV hebben verkocht aan mensen en dat niet zij, maar een ander/anderen verantwoordelijk is/zijn geweest voor de gesloten overeenkomsten met de aangevers, de ingediende facturen en de (vele) bancaire transacties. Met de rechtbank oordeelt het hof de door [betrokkene 1], [verdachte] en [betrokkene 11] geschetste gang van zaken volstrekt ongeloofwaardig. Uit het dossier komt een geheel andere gang van zaken naar voren dan geschetst door [betrokkene 1], [verdachte] en [betrokkene 11].
Stukken betreffende het leasen van objecten
Er zijn bij (...) ABN-AMRO aanvragen ingediend voor het leasen van vorkheftrucks en koelcontainers. Deze aanvragen hebben geleid tot de volgende huurkoop/leaseovereenkomsten:
(...)
ABN-AMRO:
(...)
- Op 24 juli 2013 is de leaseovereenkomst tussen ABN-AMRO en [A] BV, betreffende een terreinheftruck Manitou MC 70 Turbo-Powershift, registratienummer [serienummer 8], ondertekend. Het financieringsbedrag is € 67.950.-.
De factuur van [C] BV is van 18 juli 2013 en betreft Manitou MC 70 Turbo-Powershift, serienummer [serienummer 8], factuurbedrag € 82.219,50 (inclusief BTW). De factuur is gericht aan [A] BV.
(...)
Geleasde objecten
De leveranciers/importeurs van de in de leaseovereenkomsten genoemde objecten zijn als getuigen gehoord.
(...)
[betrokkene 18] is werkzaam bij de firma [X] in Laren, importeur voor onder andere Manitou bewerkingsmachines. Over de drie typenummers en bijbehorende serienummers die aan getuige zijn getoond, verklaart hij dat deze types wel bestaan, maar dat de serienummers niet kunnen kloppen. De Manitou machines hebben altijd 6 cijfers en dit zijn 7 cijfers. De eerste 2 types zijn in Nederland nooit geleverd. De namen van de rechtspersonen en de daarbij behorende personen komen [betrokkene 18] niet bekend voor en komen ook niet in het systeem van de firma voor.
Het oordeel van het hof
Het hof constateert op grond van voormelde bewijsmiddelen dat uit de bankafschriften van de verschillende BV’s blijkt dat de aangevers gelden ter beschikking hebben gesteld in het kader van de afgesloten leaseovereenkomsten. Ter onderbouwing van de leaseaanvragen zijn facturen ingediend voor de levering van vorkheftrucks en koelcontainers die niet hebben bestaan, dan wel geen (beschikbaar) leaseobject konden zijn. Dit leidt tot de conclusie dat die facturen vals zijn opgemaakt. De gelden die door de banken naar aanleiding van deze leaseovereenkomsten beschikbaar zijn gesteld, zijn dus van een misdrijf, te weten oplichting, afkomstig.”
2.2.3
De bewezenverklaring steunt verder op de volgende bewijsmiddelen:
“1. Een proces-verbaal van het verhandelde ter terechtzitting van de rechtbank op 6 december 2018, voor zover inhoudende als verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
(...) Ik was in die periode de enige die stukken ondertekende. De B.V. heb ik uiteindelijk overgedragen aan [betrokkene 2]. Er zijn toen nog wat dingen verrekend, waaronder de notariskosten. Ik kreeg ook nog geld van de Belastingdienst terug. [betrokkene 2] heeft voor de overdracht de stukken ingezien zodat hij kon zien wat hij kocht. Ik heb alles aan hem ter inzage gegeven en ter beschikking gesteld. Hij kon voor de overdracht al gebruik maken van de bankrekening en de bankpas. Ik hoor u opmerken dat dat vreemd is. Het is zo gebeurd.
(...) [betrokkene 2] heb ik in het verleden wel eens ontmoet. Ik ben zelf ooit werkzaam geweest in de financiële dienstverlening. In die tijd kon je afspraken met klanten kopen. Daar leerde ik [betrokkene 27] kennen en via hem leerde ik [betrokkene 2] kennen.
(...) Ik heb een aantal keren mensen met elkaar in contact gebracht die een B.V. wilden beginnen, beëindigen of die wilden fuseren. U houdt mij voor dat [betrokkene 2] betrokken is geweest bij vijf overdrachten waarbij ik ook betrokken was. Er waren een aantal BV’s die elkaar in korte tijd zijn opgevolgd. [betrokkene 2] was met BV’s bezig. Hij was erin geïnteresseerd. Ik kende mensen die BV’s hadden, maar er niets mee deden en de BV kwijt wilden. Ik bracht dan het contact met [betrokkene 2] tot stand. Ik heb op die manier een aantal keren zonder problemen zaken gedaan. Er is toen een soort band opgebouwd.
2. Een proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte], d.d. 26 januari 2015, (...), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
(...) V: Uit de gegevens van de Kamer van Koophandel zien wij dat er een periode was waarin jij niet als bestuurder geregistreerd stond. 21-05-2013 / 30-07-2013 en 01-11-2013 / 24-01-2014 wel en de maanden augustus, september en oktober NIET. Wie was/waren toen de bestuurders/aandeelhouders?
A: Ik weet dat niet meer. Misschien kom ik er later wel op. Er schiet me wel te binnen dat ik met [betrokkene 2] hier contact over heb gehad, maar ik weet niet waar die onderbreking voor was.
3. Een proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte], d.d. 26 januari 2015, (...), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
(...) O: Je hebt hierin ook verklaard over [betrokkene 2]. Daarin verklaar je over de overname van [C] en hoe jij [betrokkene 2] kende.
V: Hoe ken je [betrokkene 2]?
A: Daar heb ik ook nog over nagedacht. Ik ken hem nog van een netwerk, een eerder contact. Ik denk via mensen met wie ik ook contact had.
V: Wie was dat contact?
A: Daar heb ik vannacht over nagedacht. Volgens mij was het een relatie, maar dat weet ik niet meer, maar volgens mij een [betrokkene 27]. Ik weet niet 100% zeker.
V: Wat is zijn voornaam?
A: [betrokkene 27]
(...) V: Maar hoe heb je hem ontmoet?
A: Volgens mij heeft hij mij gewoon gebeld en is hij een contact van [betrokkene 27]. Ik heb met [betrokkene 27] wel regelmatig contacten gehad.
4. Een proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte], d.d. 26 januari 2015, (...), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
(...) O: Ik wil met je terug naar wat jij verklaard hebt in december 2013. Je bent hier heel duidelijk over [C], de rol van [betrokkene 2] en [betrokkene 27].
V: Wat heb jij destijds verklaard over [betrokkene 2] en [betrokkene 27] en over wat er destijds gebeurd is?
A: Ik heb daar niks in gedaan. Het ging over geldstromen en ik heb daarbij niet aan de knoppen gezeten.
V: Wie waren er toen bij betrokken?
A: Ik ben toen benaderd door [betrokkene 27], of geld op mijn rekening gestort kon worden voor een financiering. Ik heb daar toen €250 aan verdiend. Nee dat was niet [betrokkene 27] maar [betrokkene 28].
V: Hoe ging dat?
A: Dat ging om een groot bedrag en dat moest een cliënt van hem contant afleveren. Daar zag ik geen kwaad in en ik heb het geld laten storten. Dat was een bedrag van €22.000. Ik heb dat toen contant opgenomen.
(...) O: Wij verbalisanten toonden de verdachte de verklaring van december 2013, welke bij dit proces-verbaal wordt gevoegd.
Je verklaarde destijds dat je de rekening van [C] hebt gebruikt om voor [betrokkene 27] geld, afkomstig van hem, contant op te nemen. Hier heb je slechts €100 gekregen als een soort vergoeding. Je hebt toen grote sommen geld op deze rekening ontvangen en deze vervolgens weer in delen contant opgenomen. Dit gaat over dezelfde ING rekening van [C] als waar we het nu ook hebben.
(...) V: Wie hadden toegang tot het kantoorpand aan de [c-straat] te Leeuwarden?
A: [betrokkene 30] en ik en de makelaar van wie ik het pand huurde. [AA] Makelaars en hij heette [betrokkene 29].
4. Een proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte], d.d. 26 januari 2015, (...), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
V: als ik jou vraag de afgelopen 10 jaar, bij de overdracht van hoeveel B.V.’s ben jij betrokken geweest? En dan heb ik het niet over jouw B.V.’s.
A: tussen de 5 en de 10 denk ik
V: en hoeveel waar [betrokkene 2] bij betrokken is?
A: 5.”
2.2.4
Het hof heeft verder nog het volgende overwogen:
“Buiten twijfel is dat verdachte als bestuurder erover vermocht te beschikken wat er met het op 25 juli 2013 ontvangen geld gebeurde. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte eerder bemoeienissen heeft gehad met bemiddeling in besloten vennootschappen. Hij geeft aan dat [betrokkene 2] een relatie zou zijn van [betrokkene 27]. Voor [betrokkene 27] heeft verdachte in maart 2013 op diens verzoek geldtransacties gefaciliteerd. Blijkbaar vond verdachte het geen bezwaar dat de vennootschap werd gebruikt voor transacties die niet te maken hadden met die vennootschap. Het hof leidt hieruit af dat verdachte, door zijn bankpas ter beschikking te stellen aan [betrokkene 2] de aanmerkelijke kans op de koop heeft toegenomen dat de rekening van de vennootschap zou worden gebruikt voor transacties die het daglicht niet konden verdragen. Het hof hecht geen waarde aan verdachtes verklaring dat hij het bankpasje enkel heeft overhandigd in het kader van de overdracht van de vennootschap. Daarmee is in strijd dat verdachte zich nadien wederom heeft laten inschrijven als bestuurder van de vennootschap.”
2.3
Uit de bewijsvoering van het hof kan niet zonder meer worden afgeleid dat de verdachte als feitelijk leidinggever bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het bedrag van € 67.950 dat [C] B.V. op 25 juli 2013 op haar bankrekening ontving, van misdrijf afkomstig was. De enkele door het hof in aanmerking genomen omstandigheid dat de verdachte het “blijkbaar (...) geen bezwaar [vond] dat de vennootschap werd gebruikt voor transacties die niet te maken hadden met die vennootschap” volstaat daartoe niet.
2.4
Het cassatiemiddel slaagt in zoverre. Dat brengt mee dat bespreking van het restant van het cassatiemiddel niet nodig is.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen over het onder 3 subsidiair tenlastegelegde en de strafoplegging;
- wijst de zaak terug naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, opdat de zaak ten aanzien daarvan opnieuw wordt berecht en afgedaan;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren A.E.M. Röttgering en C.N. Dalebout, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
5 september 2023.