Uitspraak
1.Procesverloop
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
1 september 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 september 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door de moeder, die verzocht om gezagsbeëindiging. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat S.L. Haanschoten, had eerder een beschikking van het gerechtshof Den Haag aangevochten. De beschikking van het hof was gegeven op 17 augustus 2022 en betrof een verzoek tot contra-expertise met betrekking tot een deskundigenbericht. De Raad voor de Kinderbescherming, de stichting en de pleegouders waren niet verschenen in de cassatieprocedure.
De Hoge Raad heeft de klachten van de moeder beoordeeld, maar kwam tot de conclusie dat deze niet konden leiden tot vernietiging van de beschikking van het hof. De Hoge Raad oordeelde dat het niet nodig was om te motiveren waarom de klachten niet gegrond waren, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het cassatieberoep van de moeder verworpen. Deze beslissing werd genomen door de vicepresident M.J. Kroeze als voorzitter, samen met de raadsheren C.E. du Perron en H.M. Wattendorff. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door raadsheer F.J.P. Lock.