ECLI:NL:HR:2023:1136

Hoge Raad

Datum uitspraak
29 augustus 2023
Publicatiedatum
28 augustus 2023
Zaaknummer
21/04386
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in vervolging na overlijden verdachte

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 augustus 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft een verdachte die werd vervolgd voor rijden onder invloed van cocaïne, rijden met een opgelegd rijverbod en rijden met een ongeldig verklaard rijbewijs. De advocaat-generaal had geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing naar het gerechtshof, maar de situatie veranderde toen bleek dat de verdachte op 1 maart 2023 was overleden. Dit overlijden werd bevestigd door een gewaarmerkt afschrift van de akte van de burgerlijke stand van de gemeente Leeuwarden.

De Hoge Raad oordeelde dat, op grond van artikel 69 van het Wetboek van Strafrecht, het recht tot strafvordering was vervallen door het overlijden van de verdachte. Dit leidde tot de beslissing dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk was in de vervolging. De Hoge Raad vernietigde zowel de uitspraak van het hof als die van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 7 februari 2020. De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in strafzaken, vooral in situaties waarin de verdachte is overleden.

Deze uitspraak heeft implicaties voor toekomstige strafzaken waarin de verdachte komt te overlijden tijdens de procedure, en bevestigt dat het recht tot strafvordering vervalt in dergelijke gevallen. De beslissing is genomen door de vice-president en twee raadsheren, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer21/04386
Datum29 augustus 2023
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 20 oktober 2021, nummer 21-000721-20, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft P. van de Kerkhof, advocaat te Tilburg, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld.
De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft bij conclusie van 11 april 2023 geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen over de onder parketnummer 18-238714-19 tenlastegelegde feiten en de strafoplegging en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, teneinde de zaak in zoverre opnieuw te berechten en af te doen.
De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft bij aanvullende conclusie geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden en van het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 7 februari 2020 en tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in de vervolging.

2.Overlijden van de verdachte

Volgens een aan de Hoge Raad overgelegd, door de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Leeuwarden gewaarmerkt afschrift van een akte van de burgerlijke stand van die gemeente is de verdachte op 1 maart 2023 overleden.
Daarom is op grond van artikel 69 van het Wetboek van Strafrecht in deze zaak het recht tot strafvordering vervallen.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof en de uitspraak van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 7 februari 2020;
- verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien en C. Caminada, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
29 augustus 2023.