Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Overlijden van de verdachte
3.Beslissing
29 augustus 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 augustus 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft een verdachte die werd vervolgd voor rijden onder invloed van cocaïne, rijden met een opgelegd rijverbod en rijden met een ongeldig verklaard rijbewijs. De advocaat-generaal had geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing naar het gerechtshof, maar de situatie veranderde toen bleek dat de verdachte op 1 maart 2023 was overleden. Dit overlijden werd bevestigd door een gewaarmerkt afschrift van de akte van de burgerlijke stand van de gemeente Leeuwarden.
De Hoge Raad oordeelde dat, op grond van artikel 69 van het Wetboek van Strafrecht, het recht tot strafvordering was vervallen door het overlijden van de verdachte. Dit leidde tot de beslissing dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk was in de vervolging. De Hoge Raad vernietigde zowel de uitspraak van het hof als die van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 7 februari 2020. De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in strafzaken, vooral in situaties waarin de verdachte is overleden.
Deze uitspraak heeft implicaties voor toekomstige strafzaken waarin de verdachte komt te overlijden tijdens de procedure, en bevestigt dat het recht tot strafvordering vervalt in dergelijke gevallen. De beslissing is genomen door de vice-president en twee raadsheren, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting.