Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof
4.Beslissing
29 augustus 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 augustus 2023 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte, geboren in 1971, was betrokken bij een poging tot doodslag in Utrecht, waarbij hij tijdens onbegeleid verlof van een TBS-maatregel een steen op het hoofd van het slachtoffer sloeg en haar nek en hoofd met kracht omdraaide. De Hoge Raad heeft het beroep ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door advocaat J. Kuijper, en de advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de hoogte van de opgelegde gevangenisstraf. De raadsvrouw van de verdachte heeft schriftelijk gereageerd op deze conclusie.
De Hoge Raad heeft de cassatiemiddelen beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, omdat het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht. Daarnaast heeft de Hoge Raad ambtshalve de uitspraak van het hof beoordeeld en vastgesteld dat de verdachte zich in voorlopige hechtenis bevindt. De redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, is overschreden, maar de Hoge Raad heeft besloten dat er geen aanleiding is om aan dit oordeel andere rechtsgevolgen te verbinden.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, wat betekent dat de eerdere uitspraak van het gerechtshof in stand blijft. Dit arrest is gewezen door vice-president V. van den Brink, samen met raadsheren A.L.J. van Strien en M. Kuijer, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.