ECLI:NL:HR:2023:112
Hoge Raad
- Artikel 80a RO-zaken
- Rechtspraak.nl
Herziening van een eerder arrest van de Hoge Raad met betrekking tot ontvankelijkheid van het verzoek
In deze zaak heeft de Hoge Raad der Nederlanden op 27 januari 2023 uitspraak gedaan in het kader van een verzoek om herziening van een eerder arrest. Het verzoek om herziening was gericht tegen het arrest van de Hoge Raad van 25 maart 2022, met nummer 21/02884, ECLI:NL:HR:2022:431. De belanghebbende, aangeduid als [X] te [Z], heeft het verzoek ingediend, maar de Hoge Raad heeft geoordeeld dat het verzoek duidelijk niet kan slagen. De procureurgeneraal bij de Hoge Raad heeft de gelegenheid gekregen om een advies uit te brengen over de ontvankelijkheid van het verzoek. Na beoordeling heeft de Hoge Raad besloten om het verzoek om herziening niet-ontvankelijk te verklaren, zonder verdere motivering, op basis van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie. Daarnaast heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De uitspraak is gedaan door vice-president M.E. van Hilten, samen met de raadsheren E.N. Punt en J.A.R. van Eijsden, en is openbaar uitgesproken op de genoemde datum.