ECLI:NL:HR:2023:111

Hoge Raad

Datum uitspraak
27 januari 2023
Publicatiedatum
27 januari 2023
Zaaknummer
22/02957
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens gebrek aan gronden

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 januari 2023 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van belanghebbende, vertegenwoordigd door G. Veldhuisen, tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 10 juni 2022. Het beroep in cassatie was geregistreerd onder nummer 22/02957. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het beroepschrift niet voldeed aan de eisen van artikel 6:5, lid 1, letter d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat het geen gronden van het beroep bevatte. De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende op 16 september 2022 in de gelegenheid gesteld om dit verzuim binnen zes weken te herstellen, met een deadline die eindigde op 28 oktober 2022. Echter, op 29 oktober 2022 ontving de Hoge Raad een brief van belanghebbende, die na de gestelde termijn was ingediend. Hierdoor heeft de Hoge Raad deze brief buiten beschouwing gelaten. Gelet op het voorgaande heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard op basis van artikel 6:6 Awb. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer22/02957
Datum27 januari 2023
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende),
vertegenwoordigd door G. Veldhuisen,
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 10 juni 2022, nr. SGR 21/3816 V.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

Het via het webportaal van de Hoge Raad ontvangen beroepschrift in cassatie bevat, hoewel artikel 6:5, lid 1, letter d, Awb dit vereist, niet de gronden van het beroep.
De griffier van de Hoge Raad heeft op 16 september 2022 in het digitale dossier van belanghebbende een bericht geplaatst waarbij belanghebbende in de gelegenheid wordt gesteld dat verzuim binnen zes weken na die datum te herstellen. Die termijn eindigde op 28 oktober 2022.
Op 29 oktober 2022 heeft de Hoge Raad via het webportaal een brief van belanghebbende ontvangen. Aangezien die brief na afloop van de daartoe gestelde termijn is ingediend, laat de Hoge Raad dit stuk buiten beschouwing. Daarom zal de Hoge Raad het beroep in cassatie met toepassing van artikel 6:6 Awb niet-ontvankelijk verklaren.

2.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren P.A.G.M. Cools en A.E.H. van der Voort Maarschalk, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier S. Joosten, en in het openbaar uitgesproken op 27 januari 2023.