Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
4.Beslissing
10 januari 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 januari 2023 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 30 april 2021. De verdachte, geboren in 1994, was veroordeeld voor het medeplegen van het telen van een grote hoeveelheid hennep en het aanwezig hebben van hennep. Het beroep in cassatie werd ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door advocaat H.P. Eckert. De advocaat-generaal B.F. Keulen concludeerde tot vernietiging van het bestreden arrest, maar alleen voor wat betreft de hoogte van de opgelegde gevangenisstraf. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet konden leiden tot vernietiging van die uitspraak, met uitzondering van de hoogte van de gevangenisstraf.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, is overschreden omdat de stukken te laat door het hof zijn ingezonden. Dit heeft geleid tot een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van 21 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, naar 20 maanden en 3 weken gevangenisstraf, met behoud van de voorwaardelijke straf en een proeftijd van 2 jaren. De Hoge Raad heeft het beroep voor het overige verworpen. Dit arrest is uitgesproken ter openbare terechtzitting.