ECLI:NL:HR:2023:1014

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 juli 2023
Publicatiedatum
30 juni 2023
Zaaknummer
21/04285
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid cassatieberoep inzake beslag op goederen in het kader van witwassen en heling

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 juli 2023 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van het cassatieberoep van de klager, die zich had beklaagd over de teruggave van inbeslaggenomen goederen aan zijn broer. De rechtbank had de klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag ten aanzien van de goederen, waaronder telefoons, USB-SD kaarten, laptops en buitenlands geld, omdat er al een last tot teruggave aan de beslagene was gegeven. De Hoge Raad bevestigde deze beslissing en oordeelde dat het beslag op de goederen was beëindigd op het moment van de beslissing op het klaagschrift, ongeacht of de goederen feitelijk waren teruggegeven. De klager, die niet de beslagene was, kon zich niet beroepen op de regeling van artikel 116.3 van het Wetboek van Strafvordering, waardoor zijn cassatieberoep niet-ontvankelijk werd verklaard. De Hoge Raad verwerpt ook de overige cassatiemiddelen van de klager, omdat deze niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer21/04285 B
Datum11 juli 2023
BESCHIKKING
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de rechtbank Den Haag van 7 september 2021, nummer RK 21/1030, op een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend
door
[klager],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1979,
hierna: de klager.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de klager. Namens deze heeft R.A.J. Verploegh, advocaat te ’s-Gravenhage, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de klager in zijn cassatieberoep voor zover gericht tegen de beslissing van de rechtbank tot niet-ontvankelijkverklaring van de klager in zijn beklag ten aanzien van de 11 USB-sticks, de 15 SD-kaarten, de laptops, de camerarecorders, de GSM Samsung, de iPhones en het buitenlandse geld en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het tweede cassatiemiddel en van de ontvankelijkheid van het cassatieberoep
2.1
Onder [betrokkene 1] – de broer van de klager – is een aantal goederen in beslag genomen. De klager heeft daarop een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a lid 1 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) ingediend, dat onder meer strekt tot teruggave aan de klager van een GSM Samsung Galaxy, een GSM iPhone 5s, meerdere USB-SD kaarten, zes laptops, buitenlandse munten, buitenlands geld (briefpapier) en twee camerarecorders.
2.2
De rechtbank heeft de klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag ten aanzien van deze voorwerpen. De rechtbank heeft daartoe het volgende overwogen:
“Zoals blijkt uit het standpunt van de officier van justitie is voor de 11 USB-sticks, de 15 SD-kaarten, de laptops, de camerarecorders, de GSM Samsung, de IPhones en het buitenlandse geld reeds de opdracht gegeven om deze goederen te retourneren aan de beslagene. Met deze gegeven last tot teruggave van genoemde goederen is het beslag hierop geëindigd, ongeacht of deze goederen feitelijk zijn teruggegeven. Nu op deze goederen geen strafrechtelijk beslag meer rust, zal de rechtbank klager niet-ontvankelijk verklaren in dit deel van het beklag.”
2.3
Het cassatiemiddel klaagt dat de rechtbank de klager ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard in zijn beklag ten aanzien van de hiervoor vermelde voorwerpen. Het voert daartoe aan dat de officier van justitie niet de teruggave van de inbeslaggenomen voorwerpen aan de klager heeft gelast, maar aan de beslagene.
2.4 -
Artikel 116 leden 2 en 3 Sv luidt:
“2. Indien degene bij wie het voorwerp in beslag is genomen ten overstaan van de rechter-commissaris, de officier van justitie of een opsporingsambtenaar schriftelijk verklaart afstand te doen van het voorwerp, kan de hulpofficier van justitie of het openbaar ministerie:
a. het voorwerp doen teruggeven aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt;
b. gelasten dat het voorwerp ten behoeve van de rechthebbende in bewaring zal blijven, indien teruggave aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt, nog niet mogelijk is;
c. in geval degene bij wie het voorwerp is in beslag genomen verklaart dat het hem toebehoort, gelasten dat daarmee wordt gehandeld als ware het verbeurd verklaard of onttrokken aan het verkeer.
3. Wordt een verklaring als bedoeld in het tweede lid niet afgelegd, dan kan het openbaar ministerie de beslissing onder a of b alsnog nemen, indien degene bij wie het voorwerp in beslag is genomen, zich niet binnen veertien dagen nadat het openbaar ministerie hem schriftelijk kennis heeft gegeven van het voornemen tot zodanige beslissing, daarover heeft beklaagd of het door hem ingestelde beklag ongegrond is verklaard. Op het beklag is titel IX van het Vierde Boek van overeenkomstige toepassing.”
- Artikel 134 lid 2 Sv luidt:
“Het beslag wordt beëindigd doordat hetzij
a. het inbeslaggenomen voorwerp wordt teruggegeven, dan wel de waarde daarvan wordt uitbetaald;
(...)”
2.5
De rechtbank heeft vastgesteld dat een last tot teruggave van de hiervoor genoemde inbeslaggenomen voorwerpen is gegeven. Hieruit volgt dat, gelet op artikel 134 lid 2, aanhef en onder a, Sv, het beslag al was beëindigd op het moment van de beslissing op het klaagschrift. Dat – zoals in het cassatiemiddel wordt aangevoerd – de teruggave aan de beslagene en niet aan de klager is gelast, doet daaraan niet af. In deze zaak is immers, nu de klager niet de beslagene is, niet de regeling van artikel 116 lid 3 Sv van toepassing. Daarom doet zich ook niet het bijzondere geval voor waarin het beklag had moeten worden opgevat als een beklag over het voornemen van de officier van justitie tot teruggave aan een ander dan de beslagene, alsof deze teruggave nog niet had plaatsgevonden (vgl. daarover HR 30 januari 1996, ECLI:NL:HR:1996:AD2480).
2.6
Het vorenstaande brengt met zich dat het cassatiemiddel tevergeefs is voorgesteld. Nu de rechtbank de klager terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard in het beklag ten aanzien van de hiervoor vermelde voorwerpen, kan de Hoge Raad het cassatieberoep van de klager in zoverre niet in behandeling nemen.

3.Beoordeling van de overige cassatiemiddelen

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van de rechtbank beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk wat betreft de beslissingen van de rechtbank ten aanzien van de GSM Samsung Galaxy, de GSM iPhone 5s, meerdere USB-SD kaarten, zes laptops, buitenlandse munten, buitenlands geld (briefpapier) en twee camerarecorders;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren M.J. Borgers en M. Kuijer, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
11 juli 2023.