Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
4.Beslissing
4 juli 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 juli 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 2 september 2021. De verdachte, geboren in 1971, heeft beroep in cassatie ingesteld, waarbij zijn advocaat W.H. Jebbink cassatiemiddelen heeft voorgesteld. Ook de benadeelde partij, vertegenwoordigd door advocaat F.J.M. Hamers, heeft een cassatiemiddel ingediend. De advocaat-generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing naar het gerechtshof Den Haag.
De Hoge Raad heeft het derde cassatiemiddel dat namens de verdachte is voorgesteld beoordeeld. Dit cassatiemiddel klaagt over de nietigheid van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 19 augustus 2021, omdat de pleitnota die door de raadsman van de verdachte was overgelegd, niet bij de stukken van het geding aanwezig was. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat dit gebrek zozeer in strijd is met de behoorlijke procesorde dat het onherstelbaar is, wat leidt tot nietigheid van het onderzoek en de daaropvolgende uitspraak.
Als gevolg hiervan heeft de Hoge Raad de uitspraak van het hof vernietigd en de zaak teruggeworpen naar het gerechtshof Den Haag, zodat de zaak opnieuw kan worden berecht en afgedaan. Dit arrest is gewezen door vice-president J. de Hullu, samen met raadsheren M.J. Borgers en M. Kuijer, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.