Uitspraak
1.Procesverloop
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
30 juni 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 30 juni 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen [eiser] en HEAVAC B.V. Het geschil betreft een huurovereenkomst die voorwaardelijk is gewijzigd, waardoor de opzeggingstermijn is aangepast van vijf naar zes jaar. De kern van de zaak draait om de uitleg van deze voorwaarde en de toepassing van de tweeconclusieregel. De Hoge Raad verwijst naar eerdere uitspraken van de rechtbank Oost-Brabant en het gerechtshof 's-Hertogenbosch, waaruit blijkt dat [eiser] beroep in cassatie heeft ingesteld tegen het arrest van het hof. HEAVAC heeft verzocht om het cassatieberoep te verwerpen. De conclusie van de Advocaat-Generaal G. Snijders was om het beroep te verwerpen, waarop de advocaat van [eiser] schriftelijk heeft gereageerd. Na beoordeling van de klachten over het arrest van het hof, heeft de Hoge Raad geoordeeld dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en [eiser] veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 857,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.