Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste, het tweede en het derde cassatiemiddel
3.Beoordeling van het vierde cassatiemiddel
4.Beslissing
10 januari 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 januari 2023 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 30 april 2021. De verdachte, geboren in 1991, was veroordeeld voor onder andere medeplegen van bedrijfsmatige grootschalige hennepteelt en witwassen. De advocaat van de verdachte, N. van Schaik, heeft cassatiemiddelen ingediend. De advocaat-generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar alleen wat betreft de strafoplegging, en tot vermindering van de opgelegde straf. De Hoge Raad heeft de klachten over de bewezenverklaring van feit 3 en feit 5 beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. Bij de beoordeling van de klachten was het niet nodig om te motiveren waarom het oordeel is gekomen, aangezien dit niet van belang was voor de ontwikkeling van het recht. Echter, het vierde cassatiemiddel, dat betrekking had op de overschrijding van de redelijke termijn in de cassatiefase, werd gegrond bevonden. Dit leidde tot een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 18 maanden voorwaardelijk, naar 35 maanden en 1 week, met een proeftijd van 2 jaren. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof vernietigd, maar alleen wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en het beroep voor het overige verworpen.