Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak
4.Beslissing
28 juni 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 juni 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een uitspraak van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 29 mei 2019. Het beroep in cassatie is ingesteld door de betrokkene, die werd bijgestaan door advocaat T.P.M. Kouwenaar. De advocaat-generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, omdat het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Daarnaast heeft de Hoge Raad ambtshalve de bestreden uitspraak beoordeeld. Het is vastgesteld dat er meer dan twee jaren zijn verstreken sinds het instellen van het cassatieberoep, wat betekent dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, is overschreden. Desondanks leidt deze overschrijding niet tot cassatie. De Hoge Raad heeft in deze ontnemingszaak volstaan met het oordeel dat de redelijke termijn is overschreden, zonder verdere rechtsgevolgen aan dit oordeel te verbinden. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen.