Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het derde cassatiemiddel
3.Beoordeling van de overige cassatiemiddelen
4.Beslissing
28 juni 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 juni 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De verdachte, geboren in 1940, was eerder veroordeeld voor het medeplegen van witwassen van geldbedragen, pand en auto, en voor het gebruik maken van en voorhanden hebben van een valse arbeidsovereenkomst. De zaak kwam in cassatie naar aanleiding van een beroep van de verdachte, die werd bijgestaan door advocaat G. Spong. De advocaat-generaal B.F. Keulen concludeerde tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de opgelegde gevangenisstraf, en stelde voor deze te verminderen.
De Hoge Raad oordeelde dat het hof de redelijke termijn in hoger beroep had overschreden, en dat deze overschrijding niet volledig aan de verdediging kon worden toegeschreven. De eerste zitting in hoger beroep vond pas meer dan twee jaar na het instellen van het hoger beroep plaats. Ook in de cassatiefase waren er overschrijdingen van de inzend- en uitspraaktermijnen. De Hoge Raad besloot de zaak zelf af te doen en verminderde de opgelegde gevangenisstraf van vijftien maanden met twee maanden, tot dertien maanden. De overige cassatiemiddelen werden verworpen, omdat deze niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof.
Dit arrest benadrukt het belang van de redelijke termijn in strafzaken en de verantwoordelijkheden van zowel de verdediging als de rechterlijke macht in het proces.