ECLI:NL:HR:2022:94
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Amsterdam inzake vennootschapsbelasting en heffingsrente
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 januari 2022 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van [X] B.V. tegen de Staatssecretaris van Financiën. De zaak betreft een geschil over de aan [X] B.V. opgelegde aanslag in de vennootschapsbelasting voor het jaar 2011, evenals de beschikking inzake heffingsrente. De uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam, gedateerd 27 februari 2020, werd door belanghebbende aangevochten. De Hoge Raad heeft de middelen die door belanghebbende zijn voorgesteld, beoordeeld. Het oordeel van de Hoge Raad was dat de voorgestelde middelen niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. Dit oordeel werd niet verder gemotiveerd, aangezien het niet nodig was om in te gaan op vragen die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Uiteindelijk verklaarde de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond.