In deze zaak heeft [eiser], wonende te [woonplaats], cassatie ingesteld tegen het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 3 november 2020. De zaak betreft een effectenlease-overeenkomst met Dexia Nederland B.V., waarbij de vraag centraal staat of de tussenpersoon heeft opgetreden als orderremisier. De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft daarbij geen motivering hoeven geven, omdat het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad heeft het beroep van [eiser] verworpen en hem veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van Dexia zijn begroot op € 916,34 aan verschotten en € 2.200,- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente indien [eiser] deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak heeft voldaan. Dit arrest is gewezen op 24 juni 2022 door de vicepresident M.V. Polak en de raadsheren F.J.P. Lock, A.E.B. ter Heide, S.J. Schaafsma en F.R. Salomons, en openbaar uitgesproken door raadsheer H.M. Wattendorff.