ECLI:NL:HR:2022:922

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 juni 2022
Publicatiedatum
22 juni 2022
Zaaknummer
21/01456
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden inzake economische delicten en valsheid in geschrift

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 juni 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 24 maart 2021 was gewezen. De verdachte, geboren in 1969, was betrokken bij een bedrijf dat gedurende een langere periode handelde in strijd met de eisen die aan afvalverwerkingsbedrijven worden gesteld, zoals vastgelegd in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de Wet milieubeheer. Daarnaast werd de verdachte beschuldigd van valsheid in geschrift met betrekking tot begeleidingsbrieven die door de rechtspersoon waren opgesteld.

De Hoge Raad heeft verschillende cassatiemiddelen beoordeeld, waaronder een beroep op de nietigheid van de dagvaarding, verweer tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie, en een beroep op afwezigheid van alle schuld. Ook werd er gediscussieerd over de deskundigheid van de NFI-medewerker en de vraag of de monsterpotjes die in de zaak aanwezig waren, geanalyseerd moesten worden. De Hoge Raad concludeerde dat de klachten over de uitspraak van het hof niet konden leiden tot vernietiging van die uitspraak. Dit oordeel werd gegeven zonder verdere motivering, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht.

Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep van de verdachte. De opgelegde straf, die bestond uit een gevangenisstraf van 11 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk, werd als voldoende gemotiveerd beschouwd. Deze uitspraak heeft ook samenhang met andere zaken die op dezelfde datum zijn behandeld.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer21/01456
Datum21 juni 2022
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 24 maart 2021, nummer 21-006928-17, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1969,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft R. Hörchner, advocaat te Breda, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De raadsman heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van de cassatiemiddelen

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien en M. Kuijer, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P.J. Lugtenburg, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
21 juni 2022.