Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
21 juni 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 juni 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 18 mei 2021. De verdachte, geboren in 1948, lijdt aan de ziekte van Alzheimer, wat heeft geleid tot een verzoek van de verdediging om de vervolging te schorsen. De verdediging vroeg daarnaast om, op basis van artikel 29f van het Wetboek van Strafvordering, te verklaren dat de zaak geëindigd is. Het hof heeft dit verzoek afgewezen, wat de verdachte heeft doen besluiten om in cassatie te gaan.
De Hoge Raad heeft het cassatiemiddel beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten over de uitspraak van het hof niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling geen motivering hoeven geven, omdat de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft het beroep van de verdachte dan ook verworpen.
Deze uitspraak benadrukt de toepassing van artikel 16 van het Wetboek van Strafvordering, dat betrekking heeft op de schorsing van de vervolging, en de voorwaarden waaronder een zaak kan worden beëindigd. De beslissing van de Hoge Raad is van belang voor de rechtspraktijk, vooral in zaken waarin de gezondheid van de verdachte een cruciale rol speelt.