ECLI:NL:HR:2022:908

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 juni 2022
Publicatiedatum
20 juni 2022
Zaaknummer
21/02300
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van de vervolging wegens ziekte van de verdachte en afwijzing van het verzoek tot beëindiging van de zaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 juni 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 18 mei 2021. De verdachte, geboren in 1948, lijdt aan de ziekte van Alzheimer, wat heeft geleid tot een verzoek van de verdediging om de vervolging te schorsen. De verdediging vroeg daarnaast om, op basis van artikel 29f van het Wetboek van Strafvordering, te verklaren dat de zaak geëindigd is. Het hof heeft dit verzoek afgewezen, wat de verdachte heeft doen besluiten om in cassatie te gaan.

De Hoge Raad heeft het cassatiemiddel beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten over de uitspraak van het hof niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling geen motivering hoeven geven, omdat de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft het beroep van de verdachte dan ook verworpen.

Deze uitspraak benadrukt de toepassing van artikel 16 van het Wetboek van Strafvordering, dat betrekking heeft op de schorsing van de vervolging, en de voorwaarden waaronder een zaak kan worden beëindigd. De beslissing van de Hoge Raad is van belang voor de rechtspraktijk, vooral in zaken waarin de gezondheid van de verdachte een cruciale rol speelt.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer21/02300
Datum21 juni 2022
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 18 mei 2021, nummer 20-001050-18, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1948,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben R.J. Baumgardt, P. van Dongen en S. van den Akker, allen advocaat te Rotterdam, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien en M. Kuijer, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
21 juni 2022.