ECLI:NL:HR:2022:903

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 juni 2022
Publicatiedatum
19 juni 2022
Zaaknummer
21/01263
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over verkrachting en bedreiging met betrekking tot ondervragingsrecht en schadevergoeding

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 juni 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 17 maart 2021. De zaak betreft een verdachte die is aangeklaagd voor verkrachting (artikel 242 Sr) en bedreiging (artikel 285.1 Sr). De verdachte heeft beroep in cassatie ingesteld, waarbij zijn advocaat, S.T. van Berge Henegouwen, cassatiemiddelen heeft voorgesteld. De benadeelde partij, vertegenwoordigd door advocaat F.W. Oehlen, heeft eveneens cassatiemiddelen ingediend.

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De belangrijkste punten van geschil betroffen het ondervragingsrecht van de aangeefster, de afwijzing van het verzoek om haar als getuige te horen vanwege haar gezondheid, en de vordering van de benadeelde partij met betrekking tot schadevergoeding. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. Dit oordeel is gegeven zonder verdere motivering, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vastgelegd in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

De Hoge Raad heeft het beroep van de verdachte verworpen, wat betekent dat de eerdere uitspraak van het gerechtshof in stand blijft. Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, samen met de raadsheren Y. Buruma en C. Caminada, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer21/01263
Datum21 juni 2022
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 17 maart 2021, nummer 20-002458-18, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft S.T. van Berge Henegouwen, advocaat te Maastricht, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Namens de benadeelde partij [benadeelde] heeft F.W. Oehlen, advocaat te Sittard, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat van de benadeelde partij [benadeelde] heeft een verweerschrift ingediend.
De advocaat-generaal A.E. Harteveld heeft bij conclusie geconcludeerd tot verwerping van het beroep en bij aanvullende conclusie tot ongegrondverklaring van de door de benadeelde partij ingediende middelen.

2.Beoordeling van de cassatiemiddelen

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en C. Caminada, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
21 juni 2022.