ECLI:NL:HR:2022:896

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 juni 2022
Publicatiedatum
17 juni 2022
Zaaknummer
20/03378
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verjaring van strafvordering en onttrekking aan het verkeer van een pistool in zedendelicten

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 juni 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De verdachte was veroordeeld voor ontucht met minderjarige jongens en aanranding, gepleegd in de periode vóór 1 april 2001. De Hoge Raad diende te beoordelen of het recht tot strafvordering wegens verjaring was vervallen voor de aanranding die vóór deze datum was gepleegd. De Hoge Raad oordeelde dat de verjaringstermijn van 12 jaar, die begon te lopen op de dag na de 18e verjaardag van de verdachte, op 19 maart 2001 begon en op 19 maart 2013 eindigde. Aangezien de wetswijziging op 1 april 2013 plaatsvond, kon deze niet retroactief worden toegepast. Het hof had de officier van justitie moeten ontslaan van verdere vervolging voor de aanranding in de periode van 18 maart 2000 tot 31 maart 2001. De Hoge Raad oordeelde dat de verdachte geen belang had bij cassatie, omdat het gebrek in de kwalificatie van het feit geen betekenis had voor de strafoplegging, gezien de ernst van de overige zedendelicten.

Daarnaast werd de beslissing van het hof tot onttrekking aan het verkeer van een pistool beoordeeld. De Hoge Raad oordeelde dat het oordeel van het hof dat het pistool aan de verdachte toebehoorde, niet begrijpelijk was, gezien de verklaringen van de verdachte tijdens de terechtzitting. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het hof, maar alleen wat betreft de beslissing tot onttrekking aan het verkeer van het pistool, zonder terugverwijzing. Voor de overige cassatiemiddelen werd het beroep verworpen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer20/03378
Datum21 juni 2022
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 20 oktober 2020, nummer 20-003471-17, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1957,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft N. van Schaik, advocaat te Utrecht, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot vernietiging van de beslissing tot onttrekking aan het verkeer van een pistool en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De raadsman van de verdachte heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt dat het hof heeft miskend dat wat betreft het onder 3 tenlastegelegde, voor zover begaan vóór 1 april 2001, het recht tot strafvordering wegens verjaring was vervallen.
2.2
Het cassatiemiddel is terecht voorgesteld maar leidt niet tot cassatie. De redenen daarvoor staan vermeld in de conclusie van de advocaat-generaal onder 11 tot en met 16.

3.Beoordeling van het vierde cassatiemiddel

3.1
Het cassatiemiddel richt zich tegen de onttrekking aan het verkeer van een pistool en klaagt onder meer over het oordeel van het hof dat dit pistool aan de verdachte toebehoort.
3.2.1
De verdachte is veroordeeld wegens zedendelicten, zoals weergegeven in de conclusie van de advocaat-generaal onder 1.
3.2.2
Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 6 oktober 2020 houdt, voor zover voor de beoordeling van het cassatiemiddel van belang, het volgende in:
“De verdachte verklaart als volgt.
Ik wil wat zeggen over het pistool. Dat is ten onrechte toegeschreven aan mij.
De voorzitter deelt mede dat het hof in het procesdossier heeft gelezen dat het pistool aan [betrokkene 9] zou toebehoren.
De verdachte verklaart als volgt.
Het pistool had niet aan mijn dossier toegevoegd mogen worden. Het lag in de kamer van [betrokkene 9], in een afgesloten ruimte.”
3.2.3
Het hof heeft de onttrekking aan het verkeer bevolen van het in het cassatiemiddel bedoelde pistool en daartoe het volgende overwogen:
“Het in de woning van de verdachte in beslag genomen pistool, is vatbaar voor onttrekking aan het verkeer, nu dit bij gelegenheid van het onderzoek naar het door de verdachte begane misdrijf werd aangetroffen en dit van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.”
3.3
Artikel 36d van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) luidt:
“Vatbaar voor onttrekking aan het verkeer zijn bovendien de aan de dader of verdachte toebehorende voorwerpen van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang, welke bij gelegenheid van het onderzoek naar het door hem begane feit, dan wel het feit waarvan hij wordt verdacht, zijn aangetroffen, doch alleen indien de voorwerpen kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten, dan wel tot de belemmering van de opsporing daarvan.”
3.4
Het hof heeft bij de beslissing tot onttrekking aan het verkeer van het pistool klaarblijkelijk toepassing gegeven aan artikel 36d Sr. Het kennelijke oordeel van het hof dat het pistool aan de verdachte toebehoort is echter, mede in het licht van het verhandelde op de terechtzitting zoals weergegeven onder 3.2.2, niet begrijpelijk.
3.5
De klacht slaagt.

4.Beoordeling van de cassatiemiddelen voor het overige

De beoordeling door de Hoge Raad van het tweede, het derde en het vijfde cassatiemiddel heeft als uitkomst dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
Gelet op de beslissing die hierna volgt, is bespreking van het restant van het vierde cassatiemiddel niet nodig.

5.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de beslissing tot onttrekking aan het verkeer van een pistool;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien en C. Caminada, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
21 juni 2022.