ECLI:NL:HR:2022:863

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 juni 2022
Publicatiedatum
10 juni 2022
Zaaknummer
21/00840
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over verjaring en wettelijke rente in civiele procedure

In deze zaak heeft [eiseres] B.V. cassatie ingesteld tegen het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft een geschil over verjaring en de wettelijke rente in het kader van een civiele procedure. De Hoge Raad heeft op 10 juni 2022 uitspraak gedaan in deze cassatiezaak, geregistreerd onder nummer 21/00840. De advocaat van [eiseres], N.C. van Steijn, heeft schriftelijk gereageerd op de conclusie van de Advocaat-Generaal B.F. Assink, die tot verwerping van het cassatieberoep strekte. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het onderdeel van het cassatiemiddel dat stelt dat [eiseres] wettelijke rente verschuldigd is, feitelijke grondslag mist. Het dictum van het bestreden arrest moet aldus worden verstaan dat [eiseres] geen wettelijke rente is verschuldigd over het bedrag dat zij dient over te maken naar de G-rekening zolang dit vanwege het ontbreken van een dergelijke rekening niet mogelijk is geweest. De overige klachten van het cassatiemiddel konden evenmin tot cassatie leiden, en de Hoge Raad heeft geoordeeld dat het niet nodig was om te motiveren waarom dit oordeel is gegeven. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die aan de zijde van Flextime op nihil zijn begroot.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer21/00840
Datum10 juni 2022
ARREST
In de zaak van
[eiseres] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
EISERES tot cassatie,
hierna: [eiseres],
advocaat: N.C. van Steijn,
tegen
FLEXTIME PERSONEELSDIENSTEN B.V. (IN LIQUIDATIE),
gevestigd te Deventer,
VERWEERSTER in cassatie,
hierna: Flextime,
niet verschenen.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
de vonnissen in de zaak C/05/322701 / HZ ZA 17-335 van de rechtbank Gelderland van 18 oktober 2017, 27 december 2017, 24 oktober 2018 en 5 december 2018;
het arrest in de zaak 200.252.729/01 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 1 december 2020.
[eiseres] heeft tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld.
Tegen Flextime is verstek verleend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal B.F. Assink strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [eiseres] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

2.1
Onderdeel 3 van het middel mist feitelijke grondslag op de gronden uiteengezet in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 3.17. Het dictum van het bestreden arrest moet, anders dan het onderdeel tot uitgangspunt neemt, aldus worden verstaan dat [eiseres] geen wettelijke rente is verschuldigd over het bedrag dat zij dient over te maken naar de G-rekening zolang dit vanwege het ontbreken van een dergelijke rekening niet mogelijk is (geweest).
2.2
De overige klachten van het middel kunnen evenmin tot cassatie leiden. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie art. 81 lid 1 RO).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- verwerpt het beroep;
- veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Flextime begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren H.M. Wattendorff, als voorzitter, F.J.P. Lock en S.J. Schaafsma, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer H.M. Wattendorff op
10 juni 2022.