ECLI:NL:HR:2022:817

Hoge Raad

Datum uitspraak
3 juni 2022
Publicatiedatum
1 juni 2022
Zaaknummer
21/01282
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslagbescherming van een directeur en de vraag naar statutair bestuurderschap in het vennootschapsrecht

In deze zaak heeft Investinfuture Holding B.V. (hierna: IIF) cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag. De zaak betreft de ontslagbescherming van een directeur en de vraag of deze directeur als statutair bestuurder kan worden aangemerkt. De Hoge Raad heeft op 3 juni 2022 uitspraak gedaan in deze kwestie, waarbij het beroep van IIF werd verworpen. De advocaat van IIF, H.J.W. Alt, heeft de zaak toegelicht, terwijl de verweerder niet is verschenen. De conclusie van de Advocaat-Generaal T. Hartlief was om het cassatieberoep te verwerpen. De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft IIF ook veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerder op nihil zijn begroot.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer21/01282
Datum3 juni 2022
ARREST
In de zaak van
INVESTINFUTURE HOLDING B.V.,
gevestigd te Hilversum,
EISERES tot cassatie,
hierna: IIF,
advocaat: H.J.W. Alt,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
hierna: [verweerder],
niet verschenen.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
de uitspraken in de zaak C/09/525423 / HA ZA 17-79 van de rechtbank Den Haag van 6 januari 2017, 16 januari 2017, 8 februari 2017, 1 november 2017, 24 januari 2018, 1 augustus 2018 en 27 maart 2019;
het arrest in de zaak 200.267.544/01 en 200.267.687/01 van het gerechtshof Den Haag van 22 december 2020.
IIF heeft tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld.
Tegen [verweerder] is verstek verleend.
De zaak is voor IIF toegelicht door haar advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal T. Hartlief strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van IIF heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
  • verwerpt het beroep;
  • veroordeelt IIF in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren C.E. du Perron, als voorzitter, F.J.P. Lock en G.C. Makkink, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.J.P. Lock op
3 juni 2022.