Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
31 mei 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 31 mei 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beslissing van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Het beroep in cassatie was ingesteld door de betrokkene, die werd bijgestaan door advocaat H.M.W. Daamen. De zaak betreft een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, voortvloeiend uit de opzettelijke teelt van 208 hennepplanten. De betrokkene stelde dat de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel niet correct was en dat de Hoge Raad moest oordelen over de vraag of de hennepplanten ook daadwerkelijk winstgevend waren geoogst.
De advocaat-generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de klachten van de betrokkene beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling geen verdere motivering gegeven, omdat het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de beslissing van het gerechtshof in stand blijft. Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu, samen met de raadsheren A.E.M. Röttgering en M. Kuijer, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.