Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
1 februari 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 februari 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beslissing van het gerechtshof Den Haag van 13 oktober 2020. Het beroep in cassatie is ingesteld door de betrokkene, die werd bijgestaan door advocaat M.G. Cantarella. De zaak betreft een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, specifiek in het kader van profijtontneming uit hennepteelt en diefstal van elektriciteit. De betrokkene had geklaagd over het oordeel van het hof dat de kosten voor herstel van de woning niet in aanmerking komen voor aftrek op het wederrechtelijk verkregen voordeel, zoals bedoeld in artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De advocaat-generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de klachten van de betrokkene beoordeeld, maar kwam tot de conclusie dat deze klachten niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de uitspraak van het gerechtshof in stand blijft.