ECLI:NL:HR:2022:78

Hoge Raad

Datum uitspraak
25 januari 2022
Publicatiedatum
25 januari 2022
Zaaknummer
20/01444
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Herziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van veroordelingen wegens persoonsverwisseling in strafzaken met betrekking tot hennep en wederspannigheid

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 januari 2022 uitspraak gedaan op een aanvraag tot herziening van eerdere veroordelingen van de aanvrager in drie strafzaken. De aanvrager was eerder veroordeeld voor het telen van hennep, wederspannigheid en overtreding van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) Amsterdam. De aanvraag tot herziening is gebaseerd op de stelling dat er sprake is van persoonsverwisseling, zoals vastgesteld door de Matching Autoriteit in andere strafzaken die tot veroordelingen van de aanvrager hebben geleid. De Hoge Raad constateert dat de handtekeningen van de aanvrager in de zaken A en B gelijkenis vertonen met handtekeningen die zijn geplaatst door een andere persoon, wat de stelling van persoonsverwisseling ondersteunt. De Hoge Raad oordeelt dat de identiteit van de aanvrager in deze zaken niet op andere wijze is vastgesteld dan door mondelinge opgave en het tonen van een identiteitsbewijs. Dit leidt tot de conclusie dat er een ernstig vermoeden bestaat dat de aanvrager vrijgesproken zou zijn als deze informatie bekend was geweest tijdens de eerdere rechtszittingen. De aanvraag tot herziening wordt gegrond verklaard, en de zaken worden verwezen naar het gerechtshof Amsterdam voor herbehandeling. De aanvraag in zaak C wordt eveneens gegrond verklaard, ondanks het feit dat het dossier in deze zaak is vernietigd, vanwege de samenhang met de andere zaken en de bevindingen van de Matching Autoriteit.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer20/01444 H
Datum25 januari 2022
ARREST
op een aanvraag tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan
a. vonnis van de politierechter in de rechtbank Utrecht van 7 april 2006, nummer 16506253-05 (hierna: zaak A);
b. vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 15 mei 2009, nummer 13452172-07 (hierna: zaak B);
c. vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam van 12 mei 2011, nummer 13734589-11 (hierna zaak C),
ingediend door J. Schouten, advocaat te Amsterdam,
namens
[aanvrager] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985,
hierna: de aanvrager.

1.De uitspraken waarvan herziening is gevraagd

De politierechter in de rechtbank Utrecht heeft de aanvrager in zaak A voor opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod veroordeeld tot een gevangenisstraf van één maand.
De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de aanvrager in zaak B voor wederspannigheid veroordeeld tot een geldboete van € 250, subsidiair 5 dagen hechtenis.
De kantonrechter in de rechtbank Amsterdam heeft de aanvrager in zaak C voor overtreding van “APV08-Amsterdam 2.7.2” veroordeeld tot een geldboete van € 250, subsidiair 5 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke hechtenis van 2 weken met een proeftijd van 2 jaren.

2.De aanvraag tot herziening

2.1
De aanvraag tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. Deze aanvraag ziet op acht vonnissen. De raadsvrouw heeft na indiening van de aanvraag deze beperkt tot de hiervoor onder 1 genoemde vonnissen.
2.2
De aanvraag berust op de stelling dat sprake is van een gegeven als bedoeld in artikel 457 lid 1, aanhef en onder c, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv). In de aanvraag wordt daartoe aangevoerd dat sprake is van persoonsverwisseling, in andere strafzaken die tot een veroordeling van de aanvrager hebben geleid, de Matching Autoriteit heeft vastgesteld dat sprake is geweest van persoonsverwisseling, de strafbare feiten die hebben geleid tot de vonnissen waarvan herziening wordt gevraagd zijn gepleegd in dezelfde periode als de feiten in die zaken, en dat de door de verdachte geplaatste handtekeningen op stukken in de zaken A en B afwijken van de handtekening van de aanvrager.

3.De conclusie van de advocaat-generaal

De advocaat-generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot afwijzing van de aanvraag tot herziening.

4.Beoordeling van de aanvraag

4.1
Als grondslag voor een herziening kan, voor zover hier van belang, volgens artikel 457 lid 1, aanhef en onder c, Sv alleen dienen een met stukken onderbouwd gegeven dat bij het onderzoek op de terechtzitting aan de rechter niet bekend was en dat het ernstige vermoeden wekt dat indien dit gegeven bekend zou zijn geweest, het onderzoek van de zaak zou hebben geleid hetzij tot een vrijspraak van de gewezen verdachte, hetzij tot een ontslag van alle rechtsvervolging, hetzij tot de niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot de toepassing van een minder zware strafbepaling.
Met betrekking tot de zaken A en B
4.2.1
Naar aanleiding van de aanvraag en de daarin betrokken stelling dat de Matching Autoriteit van de Justitiële Informatiedienst onderzoek heeft verricht naar mogelijke persoonsverwisseling, heeft de advocaat-generaal nadere informatie ingewonnen bij het openbaar ministerie.
4.2.2
In het dossier in herziening bevinden zich onder meer:
(i) een op ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal PL1300-2019026810, sluitingsdatum 13 februari 2020, van aspirant van politie [verbalisant];
(ii) een e-mail van [betrokkene 2], medewerker van het openbaar ministerie, van 30 augustus 2021, met bijlagen.
4.2.3
Bij het onder 4.2.2 onder (i) genoemde proces-verbaal van [verbalisant], bevindt zich een proces-verbaal, PL1300-2019026810-11, van [verbalisant] van 28 januari 2020. Dit proces-verbaal houdt onder meer in dat uit onderzoek door de Matching Autoriteit is gebleken dat vijf strafzaken op het Uittreksel Justitiële Documentatie van de aanvrager “biometrisch (zijn) toe te wijzen” aan een andere persoon dan de aanvrager. Het betreft onder meer de strafzaken met de parketnummers 13/421848-07, 13/420398-08 en 13/117153-12. Het proces-verbaal houdt verder als bevinding van [verbalisant] in dat aan de zaken met deze parketnummers respectievelijk de volgende (politie)registratienummers zijn verbonden: 2007305652, 2008065827 en 2012140077. Daarnaast vermeldt [verbalisant] als haar bevinding dat in (onder meer) de eerste twee genoemde zaken de identiteit van de aanvrager is misbruikt door [betrokkene 1]. Ook houdt het proces-verbaal in dat uit een identiteitsonderzoek van de Koninklijke Marechaussee uit 2013 (dat als bijlage 10 is gevoegd bij het proces-verbaal) is gebleken dat door een ander dan de aanvrager, [betrokkene 3], misbruik is gemaakt van een op naam van de aanvrager gesteld paspoort.
4.2.4
Bij de onder 4.2.2 onder (ii) genoemde e-mail van [betrokkene 2] zijn met gebruikmaking van de naam van de aanvrager ondertekende processen-verbaal gevoegd, die volgens [betrokkene 2] behoren tot de stukken in de zaken met de onder 4.2.3 vermelde parketnummers. Het betreft in de zaak met parketnummer 13/421848-07 een proces-verbaal van verhoor bij inverzekeringstelling met nummer 2007305652 en een proces-verbaal van verhoor van verdachte inbewaringstelling. Verder betreft het in de zaak met parketnummer 13/420398-08 een proces-verbaal met nummer 2007200485-7 en een proces-verbaal van verhoor van verdachte inbewaringstelling, en tot slot in de zaak met parketnummer 13/117153-12 een proces-verbaal van verhoor met nummer 2012140077-7. Daarnaast is bij de e-mail van [betrokkene 2] een proces-verbaal van verhoor met nummer PL1300-2018007921-8 gevoegd, dat volgens [betrokkene 2] behoort tot de stukken in een strafzaak met parketnummer 13/007844-18 en dat daadwerkelijk door de aanvrager zelf is ondertekend.
4.3
De Hoge Raad constateert met betrekking tot de handtekeningen die op naam van de aanvrager als verdachte zijn geplaatst in de zaken A en B het volgende. De handtekeningen onder de processen-verbaal van verhoor in de zaken A en B, proces-verbaalnummers PL0911/05-253059 en 2007229938-4, vertonen gelijkenis met de handtekeningen die zijn geplaatst op naam van de aanvrager als verdachte in de onder 4.2.4 genoemde processen-verbaal in zaken, waarin blijkens het onder 4.2.3 genoemde proces-verbaal van [verbalisant], door de Matching Autoriteit en [verbalisant] een persoonsverwisseling is vastgesteld. Verder wijken voormelde handtekeningen in de zaken A en B af van de handtekening die volgens [betrokkene 2] door de aanvrager als verdachte is geplaatst onder het proces-verbaal van verhoor met nummer PL1300-2018007921-8, en ook van de daarop gelijkende handtekening op het identiteitsbewijs van de aanvrager waarvan zich een kopie bevindt bij de stukken in zaak B (dossierpagina 31).
4.4
Het een en ander geeft steun aan de stelling waarop de aanvraag berust, te weten dat in de zaken A en B sprake is geweest van een persoonsverwisseling. Daarbij betrekt de Hoge Raad dat uit de stukken niet blijkt dat in de zaken A en B de identiteit van de verdachte op een andere wijze is vastgesteld dan door de mondelinge opgave van de verdachte en – in zaak B – het door de verdachte getoonde identiteitsbewijs van de aanvrager en dat uit het onder 4.2.3 genoemde proces-verbaal van [verbalisant] volgt dat ook bij een andere gelegenheid door een andere persoon dan de aanvrager gebruik is gemaakt van een op naam van de aanvrager gesteld identiteitsbewijs.
4.5
Het vorenstaande brengt met zich dat in beide zaken het ernstig vermoeden bestaat dat de politierechter, als deze hiermee bekend zou zijn geweest, de aanvrager van het hem tenlastegelegde zou hebben vrijgesproken. Er is dus sprake van een gegeven als bedoeld in artikel 457 lid 1, aanhef en onder c, Sv, zodat de aanvraag in zoverre gegrond is.
Met betrekking tot zaak C
4.6
Met betrekking tot zaak C houdt de aanvraag in dat het bewezenverklaarde feit is gepleegd in dezelfde periode als de feiten in de zaken waarin de Matching Autoriteit persoonsverwisseling heeft vastgesteld. Het dossier in deze zaak is vernietigd, zodat de hierboven uitgevoerde handtekeningenvergelijking niet mogelijk is in deze zaak. Gelet op de samenhang met de zaken A en B, de door de Matching Autoriteit gevonden gegevens en de consequenties daarvan in vijf andere zaken waarop de herzieningsaanvraag oorspronkelijk ook betrekking had, komt de Hoge Raad tot het oordeel dat de aanvraag ook in zaak C gegrond is.

5.Beslissing

De Hoge Raad:
- verklaart de aanvraag tot herziening gegrond;
- beveelt, voor zover nodig, de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van de vonnissen;
- verwijst de zaken naar het gerechtshof Amsterdam, opdat de zaken op de grond van artikel 472 lid 2 Sv opnieuw zullen worden berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
25 januari 2022.