In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 januari 2022 uitspraak gedaan op een aanvraag tot herziening van eerdere veroordelingen van de aanvrager in drie strafzaken. De aanvrager was eerder veroordeeld voor het telen van hennep, wederspannigheid en overtreding van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) Amsterdam. De aanvraag tot herziening is gebaseerd op de stelling dat er sprake is van persoonsverwisseling, zoals vastgesteld door de Matching Autoriteit in andere strafzaken die tot veroordelingen van de aanvrager hebben geleid. De Hoge Raad constateert dat de handtekeningen van de aanvrager in de zaken A en B gelijkenis vertonen met handtekeningen die zijn geplaatst door een andere persoon, wat de stelling van persoonsverwisseling ondersteunt. De Hoge Raad oordeelt dat de identiteit van de aanvrager in deze zaken niet op andere wijze is vastgesteld dan door mondelinge opgave en het tonen van een identiteitsbewijs. Dit leidt tot de conclusie dat er een ernstig vermoeden bestaat dat de aanvrager vrijgesproken zou zijn als deze informatie bekend was geweest tijdens de eerdere rechtszittingen. De aanvraag tot herziening wordt gegrond verklaard, en de zaken worden verwezen naar het gerechtshof Amsterdam voor herbehandeling. De aanvraag in zaak C wordt eveneens gegrond verklaard, ondanks het feit dat het dossier in deze zaak is vernietigd, vanwege de samenhang met de andere zaken en de bevindingen van de Matching Autoriteit.