Uitspraak
1.De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
2.De aanvraag tot herziening
3.De conclusie van de advocaat-generaal
4.Beoordeling van de aanvraag
5.Beslissing
24 mei 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 mei 2022 uitspraak gedaan op een aanvraag tot herziening van een eerder arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De aanvrager, geboren in 1994, was in 2019 door het hof veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar voor poging tot doodslag. De aanvrager stelde dat het hof tot vrijspraak zou zijn gekomen als het op de hoogte was geweest van nieuwe getuigenverklaringen die bij de aanvraag tot herziening waren gevoegd. Deze verklaringen zouden aantonen dat niet de aanvrager, maar zijn broer het slachtoffer had gestoken.
De Hoge Raad oordeelde dat de nieuwe getuigenverklaringen niet als een gegeven konden worden aangemerkt dat de herziening rechtvaardigde. De verklaring van de broer van de aanvrager, die in lijn was met eerdere verklaringen, was al bekend bij het hof. De overige getuigenverklaringen werden als onvoldoende gewichtiger beschouwd om de aanvraag tot herziening te ondersteunen. De advocaat-generaal had geconcludeerd tot afwijzing van de aanvraag, en de Hoge Raad volgde dit advies op.
Uiteindelijk werd de aanvraag tot herziening afgewezen, en bleef de veroordeling van de aanvrager voor poging tot doodslag in stand. Dit arrest is een vervolg op een eerdere uitspraak van de Hoge Raad uit 2020.