Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.Beslissing
10 mei 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 mei 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door het openbaar ministerie tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. Het arrest van het hof dateert van 22 augustus 2018 en betreft een economische strafzaak. Het openbaar ministerie heeft zijn principaal cassatieberoep later ingetrokken, waarna de verdachte, geboren in 1952, een incidenteel cassatieberoep heeft ingesteld op basis van artikel 433 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering. De advocaat-generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van het incidenteel cassatieberoep, omdat het principaal beroep door het openbaar ministerie was ingetrokken. De Hoge Raad heeft deze conclusie gevolgd en de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het incidenteel beroep. Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, samen met de raadsheren A.L.J. van Strien en T. Kooijmans, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.