ECLI:NL:HR:2022:635

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 april 2022
Publicatiedatum
21 april 2022
Zaaknummer
21/02513
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlies van Nederlanderschap en Unieburgerschap in het kader van detentie in Marokko

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 april 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende het verlies van het Nederlanderschap en Unieburgerschap van de verzoeker, die verblijft in Marokko. De zaak betreft de vraag of de verzoeker, die in detentie in Marokko verkeert, recht heeft op consulaire bijstand en of er sprake is van ongelijke behandeling in het licht van de Europese wetgeving. De Hoge Raad verwijst naar de beschikking van de rechtbank Den Haag van 16 maart 2021, waartegen de verzoeker cassatie heeft ingesteld. De advocaat-generaal P. Vlas heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep, wat de Hoge Raad heeft overgenomen. De Hoge Raad heeft de klachten van de verzoeker beoordeeld, maar deze konden niet leiden tot vernietiging van de eerdere beschikking. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bepaald in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft het beroep van de verzoeker verworpen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer21/02513
Datum22 april 2022
BESCHIKKING
In de zaak van
[verzoeker],
verblijvende te Marokko,
VERZOEKER tot cassatie,
hierna: verzoeker,
advocaat: G.E.M. Later,
tegen
de STAAT DER NEDERLANDEN (Ministerie van Justitie en Veiligheid,
Immigratie- en Naturalisatiedienst),
zetelende te ’s-Gravenhage,
VERWEERDER in cassatie,
hierna: de Staat,
advocaat: M.M. van Asperen.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar de beschikking in de zaak C/09/551397 HA RK 18-199 van de rechtbank Den Haag van 16 maart 2021.
Verzoeker heeft tegen de beschikking van de rechtbank beroep in cassatie ingesteld. De procesinleiding is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staat heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal P. Vlas strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van verzoeker heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over de beschikking van de rechtbank beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die beschikking. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren C.E. du Perron, als voorzitter, F.J.P. Lock en S.J. Schaafsma, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer H.M. Wattendorff op
22 april 2022.