Uitspraak
verblijvende te Marokko,
zetelende te ’s-Gravenhage,
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
22 april 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 april 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende het verlies van het Nederlanderschap en Unieburgerschap van de verzoeker, die verblijft in Marokko. De zaak betreft de vraag of de verzoeker, die in detentie in Marokko verkeert, recht heeft op consulaire bijstand en of er sprake is van ongelijke behandeling in het licht van de Europese wetgeving. De Hoge Raad verwijst naar de beschikking van de rechtbank Den Haag van 16 maart 2021, waartegen de verzoeker cassatie heeft ingesteld. De advocaat-generaal P. Vlas heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep, wat de Hoge Raad heeft overgenomen. De Hoge Raad heeft de klachten van de verzoeker beoordeeld, maar deze konden niet leiden tot vernietiging van de eerdere beschikking. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bepaald in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft het beroep van de verzoeker verworpen.