ECLI:NL:HR:2022:594

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 april 2022
Publicatiedatum
20 april 2022
Zaaknummer
21/00374
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van arrest in cassatie betreffende aansprakelijkheid vervoerder bij diefstal van pakketten

In deze zaak heeft Logistics Solutions B.V. cassatie ingesteld tegen TSM Compagnie d'Assurances naar aanleiding van een arrest van het gerechtshof Amsterdam. Logistics Solutions was betrokken bij de diefstal van pakketten van Audemars Piguet, die in hun opslagcentrum waren opgeslagen. De werknemer van Logistics Solutions was strafrechtelijk veroordeeld voor medeplichtigheid aan de overval. TSM vorderde betaling van € 993.309,- van Logistics Solutions, die zich beriep op de schadevergoedingslimiet van artikel 23 CMR. De rechtbank oordeelde dat Logistics Solutions zich kon beroepen op deze limiet, maar het hof vernietigde dit oordeel en oordeelde dat de uitzondering van artikel 29 CMR van toepassing was, omdat de werknemer van Logistics Solutions betrokken was bij de bewerkstelliging van het vervoer.

De Hoge Raad heeft het arrest van het hof vernietigd en het vonnis van de rechtbank bekrachtigd. De Hoge Raad oordeelde dat het hof buiten de grenzen van de rechtsstrijd was getreden door te oordelen dat Logistics Solutions de werknemer had ingezet voor de bewerkstelliging van het vervoer. De Hoge Raad concludeerde dat de werkzaamheden van de werknemer niets met het vervoer van de pakketten te maken hadden en dat TSM in hoger beroep geen voldoende kenbare grief had gericht tegen het oordeel van de rechtbank. Hierdoor kon Logistics Solutions zich beroepen op de aansprakelijkheidslimiet van artikel 23 CMR.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer21/00374
Datum22 april 2022
ARREST
In de zaak van
LOGISTICS SOLUTIONS B.V.,
gevestigd te Hoofddorp,
VERZOEKSTER tot cassatie,
hierna: Logistics Solutions,
advocaat: aanvankelijk K. Teuben, thans G.C. Nieuwland,
tegen
TSM COMPAGNIE D'ASSURANCES,
gevestigd te La Chaux-de-Fonds, Zwitserland,
VERWEERSTER in cassatie,
hierna: TSM,
niet verschenen.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
het vonnis in de zaak C/15/268854 / HA ZA 18-23 van de rechtbank Noord-Holland van 13 maart 2019;
het arrest in de zaak 200.260.913/01 van het gerechtshof Amsterdam van 3 november 2020.
Logistics Solutions heeft tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld.
Tegen TSM is verstek verleend.
De zaak is voor Logistics Solutions toegelicht door haar advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal G. Snijders strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van Logistics Solutions heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Uitgangspunten en feiten

2.1
In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) Logistics Solutions heeft op 15 november 2016 elf pakketten van Audemars Piguet SA (hierna: Audemars Piguet) opgehaald in Hoofddorp en vervoerd naar haar opslagcentrum te Utrecht. De volgende dag zouden de pakketten verder vervoerd worden naar de eindbestemmingen.
(ii) In de nacht van 15 op 16 november 2016 heeft een gewapende overval plaatsgevonden op het opslagcentrum. Bij die overval zijn zeven pakketten met horloges van Audemars Piguet met een totale waarde van volgens TSM € 993.309,-- buitgemaakt. Vijf pakketten waren bestemd voor Nederlandse afnemers en twee pakketten voor buitenlandse afnemers.
(iii) Audemars Piguet was ten tijde van de overval voor diefstal verzekerd bij TSM. TSM heeft Audemars Piguet schadeloos gesteld.
(iv) Een werknemer van Logistics Solutions (hierna: de werknemer) is strafrechtelijk veroordeeld voor medeplichtigheid aan de overval.
2.2
TSM vordert in dit geding veroordeling van Logistics Solutions tot betaling van € 993.309,-‑.
2.3
De rechtbank heeft Logistics Solutions veroordeeld tot betaling aan TSM van € 306,-- alsmede de tegenwaarde in euro van 299,88 SDR. De rechtbank heeft daartoe onder meer geoordeeld dat Logistics Solutions zich kan beroepen op de schadevergoedingslimiet van art. 23 CMR en dat de uitzondering van art. 29 CMR niet van toepassing is. Zij heeft in dat verband, voor zover in cassatie van belang, het volgende overwogen:
“4.24. Dat er sprake is geweest van opzet aan de zijde van [de werknemer] staat, met zijn strafrechtelijke veroordeling wegens medeplichtigheid aan de overval, naar het oordeel van de rechtbank genoegzaam vast. De vraag is evenwel of [de werknemer] ten tijde van de overval door [Logistics Solutions] was ingezet voor de bewerkstelliging van het vervoer (…) en of hij handelde in de uitoefening van zijn werkzaamheden in de zin van artikel 29 lid 2 CMR. Logistics Solutions heeft één en ander gemotiveerd betwist. (…)
(…)
4.26.
De rechtbank komt tot het oordeel dat de uitzondering op de beperking van de aansprakelijkheid ex artikel 29 CMR in casu niet van toepassing is. Daartoe is hetgeen hierna wordt overwogen redengevend.
4.27.
In de eerste plaats stelt de rechtbank vast dat TSM in punt 8 van haar spreekaantekeningen ter comparitie zelf verklaart dat er geen enkele betrokkenheid van [de werknemer] was bij het vervoer, waarmee zij erkent dat [de werknemer] niet was ingezet voor de bewerkstelliging van vervoer. Maar, al ware dat anders, dan geldt dat uit het door PostNL Security op 18 november 2016 opgemaakte rapport blijkt dat de functie van [de werknemer] loodsmedewerker, en mitsdien niet beveiliger, was. Daarnaast stelt Logistics Solutions dat de desbetreffende pakketten van Audemars Piguet zijn gescand, waarna de pakketten rond 18.18 uur in karren en vervolgens in laadkooien zijn geplaatst die toegankelijk zijn voor daartoe geautoriseerde chauffeurs. Onbetwist is voorts dat de dienst van [de werknemer] pas om 20.00 uur dezelfde avond aanving, op welk moment de pakketten reeds waren verwerkt en gereed waren om verder te worden vervoerd. De hiervoor bedoelde tijdstippen worden bevestigd door de door TSM in het geding gebrachte processen-verbaal van de politie. Uit deze feiten en omstandigheden volgt genoegzaam dat de werkzaamheden van [de werknemer] als loodsmedewerker die, naar TSM onvoldoende heeft bestreden enkel tot taak had om pakketten te sorteren, op zich niets met het vervoer van deze pakketten van doen hadden. Het enkele feit dat [de werknemer] de toegangsdeur heeft geopend, waarbij in het midden kan blijven of [de werknemer] daartoe bevoegd was, is in het licht van vorenstaande feiten en omstandigheden onvoldoende om de slotsom te wettigen dat aan de (strenge) voorwaarden van artikel 29, tweede lid, CMR is voldaan.
4.28.
Op grond van hetgeen hiervoor werd overwogen kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden gezegd dat [de werknemer] door [Logistics Solutions] was ingezet bij de bewerkstelliging van het vervoer in de zin van artikel 29 lid 2 CMR. Daarvoor staat de taak van [de werknemer], die naar genoegzaam is komen vast te staan, niet rechtstreeks bij het vervoer van de ontvreemde pakketten was betrokken maar in feite min of meer toevalligerwijs in het opslagcentrum met de pakketten in aanraking heeft kunnen komen, in een te ver verwijderd verband met het vervoer van de pakketten van Audemars Piguet. De gedragingen van [de werknemer] liggen, met andere woorden, niet in het verlengde van het uitvoeren van de vervoersovereenkomst door [Logistics Solutions].”
2.4
Het hof [1] heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en Logistics Solutions veroordeeld om aan TSM te betalen € 306,-- en € 315.869,--. Het heeft daartoe onder meer het volgende overwogen:
“3.13. (…) Artikel 29 lid 2 CMR bepaalt, kort samengevat en voor zover hier van belang, dat de vervoerder geen beroep kan doen op limitering bij opzet van zijn ondergeschikte, als de vervoerder voor de bewerkstelliging van het vervoer van de diensten van de ondergeschikte gebruik maakt en de ondergeschikte daarbij handelt in de uitoefening van zijn werkzaamheden. Partijen zijn het erover eens dat sprake was van opzet van [de werknemer] als ondergeschikte van Logistics Solutions. De dienst van [de werknemer] is op 15 november 2016 om 20.24 uur aangevangen. Tijdens zijn dienst had hij, samen met zijn collega’s, onder andere de zorg over de onderhavige pakketten, die in het opslagcentrum opgeslagen waren om op 16 november 2016 te worden vervoerd naar de buitenlandse afnemers. Aldus maakte Logistics Solutions voor de bewerkstelliging van het vervoer van deze pakketten gebruik van de diensten van [de werknemer]. Of [de werknemer] feitelijk handelingen met betrekking tot deze pakketten heeft verricht, zoals scannen en/of sorteren, is daarbij niet van belang. Dit betekent dat Logistics Solutions geen beroep kan doen op de limitering op grond van artikel 23 CMR.”

3.Beoordeling van het middel

3.1.1
Onderdeel 1 van het middel klaagt onder meer dat het hof buiten de grenzen van de rechtsstrijd in hoger beroep is getreden door in rov. 3.13 te oordelen dat Logistics Solutions de werknemer heeft ingezet voor de bewerkstelliging van het vervoer en dat zij daarom op grond van art. 29 lid 2 CMR geen beroep kan doen op de in art. 23 CMR opgenomen limitering van de aansprakelijkheid. TSM heeft in hoger beroep immers geen (kenbare) grieven gericht tegen de overweging van de rechtbank dat TSM heeft erkend dat de werknemer niet was ingezet voor de bewerkstelliging van het vervoer en evenmin tegen de overweging dat uit de door Logistics Solutions gestelde en door TSM onvoldoende betwiste feiten en omstandigheden genoegzaam volgt dat de werkzaamheden van de werknemer op zich niets met het vervoer te maken hadden, aldus het onderdeel.
3.1.2
De rechter in hoger beroep is in beginsel gebonden aan een voor de appellant ongunstige beslissing in de bestreden uitspraak indien die beslissing niet door een grief is bestreden. Daarbij geldt dat het voor de rechter in hoger beroep en de wederpartij voldoende duidelijk moet zijn op welke gronden de bestreden uitspraak volgens de appellant behoort te worden vernietigd. [2]
3.1.3
De rechtbank heeft (in rov. 4.27 en 4.28) geoordeeld dat de werkzaamheden van de werknemer op zich niets met het vervoer van de pakketten van doen hadden en dat niet kan worden gezegd dat de werknemer door Logistics Solutions was ingezet bij de bewerkstelliging van het vervoer in de zin van art. 29 lid 2 CMR.
De stukken van het geding laten geen andere conclusie toe dan dat TSM in hoger beroep tegen dit oordeel geen voldoende kenbare grief heeft gericht. TSM heeft in de memorie van grieven weliswaar geklaagd dat innerlijk tegenstrijdig is het oordeel van de rechtbank enerzijds dat de opslag wel onder het vervoer valt en anderzijds dat de werknemers die voor deze opslag zijn ingeschakeld niet bij de bewerkstelliging van het vervoer zijn betrokken, maar zij heeft niet geklaagd over het oordeel van de rechtbank dat de werknemer, nu zijn werkzaamheden niets met het vervoer van de pakketten van doen hadden, niet was ingezet bij de bewerkstelliging van het vervoer in de zin van art. 29 lid 2 CMR. TSM heeft juist, ook in de memorie van grieven, het standpunt ingenomen dat het handelen van de werknemer en diens aanwezigheid in het opslagcentrum geen verband hadden met het vervoer van de pakketten zodat niet het CMR maar art. 6:170 BW van toepassing was.
3.1.4
Gelet op hetgeen hiervoor in 3.1.2 en 3.1.3 is overwogen, stond het het hof niet vrij om, in afwijking van het oordeel van de rechtbank, te oordelen dat Logistics Solutions voor de bewerkstelliging van het vervoer van de pakketten gebruikmaakte van de diensten van de werknemer en om op die grond het beroep van Logistics Solutions op de in art. 23 CMR opgenomen limitering van de aansprakelijkheid af te wijzen.
De hiervoor in 3.1 weergegeven klacht slaagt.
3.2
De overige klachten van het middel behoeven geen behandeling. De Hoge Raad kan zelf de zaak afdoen door het bestreden arrest te vernietigen en het vonnis van de rechtbank te bekrachtigen.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt het arrest van het gerechtshof Amsterdam van 3 november 2020;
  • bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 13 maart 2019;
  • veroordeelt TSM in de kosten van de procedure, tot op deze uitspraak aan de zijde van Logistics Solutions begroot:
˗ in hoger beroep op € 21.988,58;
˗ in cassatie op € 7.200,01 aan verschotten en € 2.600,-- voor salaris,
vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien TSM deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren C.E. du Perron, als voorzitter, F.J.P. Lock en A.E.B. ter Heide, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer H.M. Wattendorff op
22 april 2022.

Voetnoten

1.Gerechtshof Amsterdam 3 november 2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:2933.
2.Vgl. voor een en ander o.a. HR 5 december 2003, ECLI:NL:HR:2003:AJ3242, rov. 3.4.1.