In deze zaak gaat het om een cassatieverzoek van Exem Energy B.V. en een tweede verzoeker tegen de besloten vennootschap Esperaza Holding B.V. en de erfgenamen van Sindika Dokolo. De Hoge Raad heeft op 22 april 2022 uitspraak gedaan in deze zaak, die betrekking heeft op de niet-ontvankelijkheid van een enquêteverzoek. De ondernemingskamer van het gerechtshof Amsterdam had eerder onmiddellijke voorzieningen getroffen, maar de vraag was of het verzoek tot enquête niet-ontvankelijk was omdat de geschorste bestuurder niet vooraf was ingelicht over het voornemen tot het indienen van het enquêteverzoek. De Hoge Raad heeft de klachten van de verzoekers beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de eerdere beschikkingen van de ondernemingskamer. De Hoge Raad heeft daarbij geen verdere motivering gegeven, omdat het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de verzoekers in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die zijn begroot op € 899,07 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.