ECLI:NL:HR:2022:574
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep van [X] B.V. tegen de Staatssecretaris van Financiën en de Staat inzake belasting van personenauto's en motorrijwielen
In deze zaak heeft [X] B.V. beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 10 mei 2021, waarin het verzet van belanghebbende tegen eerdere uitspraken over belasting van personenauto's en motorrijwielen werd behandeld. De Rechtbank had eerder op 9 september 2020 uitspraak gedaan over de door belanghebbende op aangifte voldane bedragen aan belasting. De belanghebbende, vertegenwoordigd door J.A. Cardol, heeft verschillende middelen voorgesteld in het cassatieberoep. De Staatssecretaris van Financiën, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend. Na beoordeling van de middelen heeft de Hoge Raad geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is uitgesproken op 22 april 2022 door de vice-president en de raadsheren in het openbaar.