ECLI:NL:HR:2022:564

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 april 2022
Publicatiedatum
8 april 2022
Zaaknummer
21/04555
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitlevering van opgeëiste persoon naar Rwanda in verband met genocide van 1994

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 april 2022 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie tegen een beslissing van de rechtbank Den Haag van 12 november 2021. De zaak betreft een verzoek tot uitlevering van een opgeëiste persoon aan de Republiek Rwanda, in verband met feiten gerelateerd aan de genocide in Rwanda in 1994. De opgeëiste persoon, geboren in 1955, heeft tegen de uitlevering geklaagd en zijn advocaat, J.P.W. Temminck Tuinstra, heeft cassatiemiddelen ingediend. De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

De Hoge Raad heeft de klachten van de opgeëiste persoon beoordeeld, waaronder de toelaatbaarheid van de uitlevering, de genoegzaamheid van de stukken, en de afwijzing van verzoeken om nader onderzoek naar de identiteit van de opgeëiste persoon. Ook zijn er klachten ingediend over de dreigende schending van artikel 6.1 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en de afwijzing van een aanhoudingsverzoek in afwachting van lopende procedures die mogelijk het Nederlanderschap van de opgeëiste persoon zouden kunnen beïnvloeden.

De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De beslissing is genomen zonder verdere motivering, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bepaald in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer21/04555 U
Datum12 april 2022
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag van 12 november 2021, nummer [001], op een verzoek van de Republiek Rwanda tot uitlevering
van
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1955,
hierna: de opgeëiste persoon.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de opgeëiste persoon. Namens deze heeft J.P.W. Temminck Tuinstra, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van de cassatiemiddelen

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van de rechtbank beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
12 april 2022.