Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
4.Beslissing
19 april 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 april 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beslissing van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van de betrokkene, die in verband wordt gebracht met mensenhandel. De advocaat-generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en heeft een vermindering van het vastgestelde ontnemingsbedrag voorgesteld. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het hof bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel een dubbeltelling heeft toegepast, wat heeft geleid tot een onterecht vastgesteld ontnemingsbedrag van € 379.400. De Hoge Raad heeft de zaak zelf afgedaan door het wederrechtelijk verkregen voordeel vast te stellen op € 596.100 en de betalingsverplichting te verminderen met € 20.300 en € 5.000 vanwege overschrijding van de redelijke termijn zoals bedoeld in artikel 6 lid 1 van het EVRM. De uitspraak van het hof is vernietigd, maar het beroep is voor het overige verworpen.