Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
4.Beslissing
19 april 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 april 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 27 september 2019. De verdachte, geboren in 1978, was in hoger beroep veroordeeld voor mensenhandel, meermalen gepleegd, op basis van artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht. De verdediging stelde dat er geen sprake was van misbruik van een kwetsbare positie, maar dit verweer werd door de Hoge Raad verworpen. De advocaat-generaal D.J.C. Aben had geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar enkel wat betreft de hoogte van de opgelegde straf. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak. Echter, bij de beoordeling van het tweede cassatiemiddel werd vastgesteld dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, was overschreden. Dit leidde tot een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van twee jaren en zes maanden naar twee jaren en drie maanden. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof vernietigd, maar het beroep voor het overige verworpen.