ECLI:NL:HR:2022:544

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 april 2022
Publicatiedatum
7 april 2022
Zaaknummer
20/02853
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van erfpachtvoorwaarden op onredelijke bezwarendheid en de toepassing van de Richtlijn oneerlijke bedingen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 april 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door de Stichting Vastgoed Beheer Nederland (SVBN) tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam. De zaak betreft de vraag of bepaalde erfpachtvoorwaarden, die de grondeigenaar het recht geven om na vijf of tien jaar de canon te herzien, onredelijk bezwarend zijn. De Hoge Raad heeft de klachten van SVBN over het arrest van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft daarbij geen motivering hoeven geven, omdat de vragen die aan de orde waren niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

De Hoge Raad heeft SVBN in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld. De kosten aan de zijde van de verweerders zijn begroot op € 415,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien SVBN deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak voldoet. De kosten aan de zijde van de verweerders 3a en 3b zijn begroot op nihil. De uitspraak is gedaan door de vicepresident M.J. Kroeze als voorzitter en de raadsheren F.J.P. Lock en S.J. Schaafsma, en openbaar uitgesproken door raadsheer H.M. Wattendorff.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer20/02853
Datum8 april 2022
ARREST
In de zaak van
STICHTING VASTGOED BEHEER NEDERLAND,
gevestigd te Amsterdam,
EISERES tot cassatie,
hierna: SVBN,
advocaten: J.A.M.A. Sluysmans en N. van Triet,
tegen
1. [verweerster 1a],
wonende te [woonplaats],
2. [verweerder 1b],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie,
hierna gezamenlijk: [verweerders 1a en 1b],
advocaat: H.J.W. Alt,
3. [verweerder 2],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
hierna: [verweerder 2],
advocaat: J.F. de Groot,
4. [verweerder 3a],
wonende te [woonplaats],
5. [verweerster 3b],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie,
hierna gezamenlijk: [verweerders 3a en 3b]
niet verschenen.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
de vonnissen in de zaken C/13/619076 / HA ZA 16-1188, C/13/624097 / HA ZA 17-181, C/13/624378 / HA ZA 17-211 en C/13/629519 / HA ZA 17-548 van de rechtbank Amsterdam van 22 februari 2017, 12 april 2017, 14 juni 2017, 21 juni 2017 en 20 december 2017;
het arrest in de zaak 200.241.032/01 van het gerechtshof Amsterdam van 16 juni 2020.
SVBN heeft tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld.
[verweerders 1a en 1b] hebben een verweerschrift tot verwerping ingediend.
[verweerder 2] heeft een verweerschrift tot verwerping ingediend.
Tegen [verweerders 3a en 3b] is verstek verleend.
De zaak is voor SVBN, [verweerders 1a en 1b] en [verweerder 2] toegelicht door hun advocaten, en voor [verweerder 2] mede door R.G. Bloemberg.
De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal M.H. Wissink strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaten van SVBN hebben schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
  • verwerpt het beroep;
  • veroordeelt SVBN in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerders 1a en 1b] begroot op € 415,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien SVBN deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan, aan de zijde van [verweerder 2] begroot op € 415,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien SVBN deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan, en aan de zijde van [verweerders 3a en 3b] begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de vicepresident M.J. Kroeze als voorzitter en de raadsheren F.J.P. Lock en S.J. Schaafsma, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer H.M. Wattendorff op
8 april 2022.