ECLI:NL:HR:2022:540
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Amsterdam inzake belasting van personenauto's en motorrijwielen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 april 2022 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van [X] B.V. tegen de Staatssecretaris van Financiën. De zaak betreft een beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 23 februari 2021, waarin het hoger beroep van belanghebbende en het incidentele hoger beroep van de Inspecteur aan de orde waren. De onderliggende kwestie betreft door belanghebbende op aangifte voldane bedragen aan belasting van personenauto's en motorrijwielen.
Belanghebbende, vertegenwoordigd door A.F.M.J. Verhoeven, heeft een aantal middelen voorgesteld in het cassatieberoep. De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend. Na beoordeling van de middelen heeft de Hoge Raad geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard, waarmee de uitspraak van het Gerechtshof in stand blijft.