ECLI:NL:HR:2022:520

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 april 2022
Publicatiedatum
6 april 2022
Zaaknummer
20/04397
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Effectenlease en de betekenis van vaststellingsovereenkomst voor verjaring van betalingsverplichting

In deze zaak heeft eiser, wonende te [woonplaats], beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het gerechtshof Den Haag. De zaak betreft een effectenleaseovereenkomst en de betekenis van een vaststellingsovereenkomst, in dit geval de Duisenberg-regeling, voor de verjaring van de betalingsverplichting op grond van de effectenleaseovereenkomst. De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft daarbij geen motivering hoeven geven, omdat de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

De Hoge Raad heeft het beroep van eiser verworpen en eiser veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van Tealinez zijn begroot op nihil. Het arrest is gewezen op 8 april 2022 en is openbaar uitgesproken door raadsheer H.M. Wattendorff. De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal M.H. Wissink strekte tot verwerping van het cassatieberoep, waarop de advocaat van eiser schriftelijk heeft gereageerd. Tealinez is niet verschenen in deze procedure.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer20/04397
Datum8 april 2022
ARREST
In de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
hierna: [eiser],
advocaat: N.C. van Steijn,
tegen
TEALINEZ B.V.,
gevestigd te Zoetermeer,
VERWEERSTER in cassatie,
hierna: Tealinez,
niet verschenen.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
het vonnis in de zaak C/10/550922/ HA ZA 18-516 van de rechtbank Rotterdam van 9 januari 2019;
het arrest in de zaak 200.254.094 van het gerechtshof Den Haag van 29 september 2020.
[eiser] heeft tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld.
Tegen Tealinez is verstek verleend.
De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal M.H. Wissink strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [eiser] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
  • verwerpt het beroep;
  • veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Tealinez begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de vicepresident M.V. Polak als voorzitter en de raadsheren F.J.P. Lock en A.E.B. ter Heide, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer H.M. Wattendorff op
8 april 2022.