ECLI:NL:HR:2022:518

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 april 2022
Publicatiedatum
6 april 2022
Zaaknummer
21/05092
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over motiveringsklachten inzake psychogeriatrische aandoeningen in het kader van de Wet zorg en dwang

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 april 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure waarbij betrokkene, vertegenwoordigd door advocaat G.E.M. Later, in cassatie ging tegen de beschikking van de rechtbank Den Haag van 13 september 2021. De rechtbank had in die beschikking geoordeeld over de vraag of er sprake was van een psychogeriatrische of daarmee gelijkgestelde aandoening, in dit geval neurocognitieve stoornissen, in het kader van de Wet zorg en dwang (Wzd). Betrokkene stelde motiveringsklachten tegen dit oordeel. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling de klachten van betrokkene onderzocht, maar kwam tot de conclusie dat deze niet konden leiden tot vernietiging van de beschikking van de rechtbank. De Hoge Raad oordeelde dat het niet nodig was om te motiveren waarom het oordeel tot stand was gekomen, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft het cassatieberoep van betrokkene dan ook verworpen. Deze beschikking is openbaar uitgesproken door de raadsheren, waarbij F.J.P. Lock als voorzitter fungeerde.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer21/05092
Datum8 april 2022
BESCHIKKING
In de zaak van
[betrokkene],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
hierna: betrokkene,
advocaat: G.E.M. Later,
tegen
CENTRUM INDICATIESTELLING ZORG,
gevestigd te Utrecht,
VERWEERDER in cassatie,
hierna: het CIZ,
niet verschenen.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar de beschikking in de zaak C/09/617474 / FA RK 21-6021 van de rechtbank Den Haag van 13 september 2021.
Betrokkene heeft tegen de beschikking van de rechtbank beroep in cassatie ingesteld.
De procesinleiding is aan deze beschikking gehecht.
Het CIZ heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal M.L.C.C. Lückers strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van betrokkene heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over de beschikking van de rechtbank beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die beschikking. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren F.J.P. Lock, als voorzitter, A.E.B. ter Heide en G.C. Makkink, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer H.M. Wattendorff op
8 april 2022.