ECLI:NL:HR:2022:516

Hoge Raad

Datum uitspraak
5 april 2022
Publicatiedatum
4 april 2022
Zaaknummer
20/02228
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over feitelijk leidinggeven aan mensensmokkel en valsheid in geschrift met betrekking tot redelijke termijn

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 april 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 16 juli 2020. De verdachte, geboren in 1956, was beschuldigd van feitelijk leidinggeven aan medeplegen van mensensmokkel, valsheid in geschrift en deelname aan een criminele organisatie. De Hoge Raad heeft de cassatiemiddelen van de verdachte beoordeeld, waarbij de advocaat-generaal B.F. Keulen concludeerde tot vernietiging van het bestreden arrest, maar alleen voor wat betreft de hoogte van de opgelegde gevangenisstraf. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. Dit oordeel is niet gemotiveerd, omdat het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht.

Een van de cassatiemiddelen betrof de overschrijding van de redelijke termijn in de cassatiefase, zoals bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens. De Hoge Raad heeft dit cassatiemiddel gegrond verklaard, maar heeft geen verdere rechtsgevolgen aan dit oordeel verbonden. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, en is de uitspraak van het gerechtshof in stand gebleven, met uitzondering van de hoogte van de gevangenisstraf die opnieuw beoordeeld zal worden.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer20/02228
Datum5 april 2022
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 16 juli 2020, nummer 22-000395-17, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1956,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft N. Gonzalez Bos, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Namens de benadeelde partijen [betrokkene 1] en [betrokkene 2] heeft M.L. Hoogendoorn, advocaat te Leiden, schrifturen ingediend. Die zijn echter pas bij de griffie van de Hoge Raad ingekomen nadat de daartoe in de wet gestelde termijn was verlopen. De Hoge Raad zal daarom op deze schriftuur geen acht slaan.
De raadsman van de verdachte heeft een verweerschrift ingediend.
De advocaat-generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar uitsluitend voor wat betreft de hoogte van de opgelegde gevangenisstraf, tot vermindering daarvan aan de hand van de gebruikelijke maatstaf en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De raadsman van de verdachte heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van het eerste, het tweede en het derde cassatiemiddel

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beoordeling van het vierde cassatiemiddel

3.1
Het cassatiemiddel klaagt dat in de cassatiefase de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden omdat de stukken te laat door het hof zijn ingezonden.
3.2
Het cassatiemiddel is gegrond. In het licht van de mate waarin de redelijke termijn is overschreden, zal de Hoge Raad volstaan met het oordeel dat de redelijke termijn is overschreden, en is er geen aanleiding om aan dat oordeel enig ander rechtsgevolg te verbinden.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en E.S.G.N.A.I. van de Griend, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
5 april 2022.