Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
5 april 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 april 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 7 juli 2021. De verdachte, geboren in 1979, had beroep ingesteld tegen de niet-ontvankelijkverklaring door het hof in het hoger beroep. De advocaat E.R. Weening heeft namens de verdachte een cassatiemiddel ingediend. De advocaat-generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing naar het gerechtshof Den Haag, zodat de zaak opnieuw kan worden berecht.
De Hoge Raad heeft het cassatiemiddel beoordeeld en vastgesteld dat het middel slaagt. De redenen voor deze beslissing zijn uiteengezet in de conclusie van de advocaat-generaal. De Hoge Raad heeft vervolgens de uitspraak van het hof vernietigd en de zaak terugverwezen naar het gerechtshof Den Haag voor een nieuwe behandeling.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, samen met de raadsheren Y. Buruma en E.S.G.N.A.I. van de Griend, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting. De uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de ontvankelijkheid van cassatie en de procedurele rechten van de verdachte in strafzaken.