Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
11 januari 2022.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een 17-jarige jongen die niet voldoet aan de verplichting om school geregeld te bezoeken, wat een overtreding is van artikel 2.3 van de Leerplichtwet 1969. De verdachte heeft cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 8 december 2020 uitspraak deed in deze strafzaak. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten over de uitspraak van het hof niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven voor dit oordeel, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, en de Hoge Raad heeft deze conclusie gevolgd. De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan op 11 januari 2022, waarbij de vice-president V. van den Brink als voorzitter fungeerde, samen met de raadsheren Y. Buruma en M. Kuijer. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de waarnemend griffier B.C. Broekhuizen-Meuter. Dit arrest is van belang voor de rechtsontwikkeling met betrekking tot de leerplicht en de verantwoordelijkheden van minderjarigen.