ECLI:NL:HR:2022:5

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 januari 2022
Publicatiedatum
11 januari 2022
Zaaknummer
20/04255
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden inzake leerplichtverplichting van een minderjarige

In deze zaak gaat het om een 17-jarige jongen die niet voldoet aan de verplichting om school geregeld te bezoeken, wat een overtreding is van artikel 2.3 van de Leerplichtwet 1969. De verdachte heeft cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 8 december 2020 uitspraak deed in deze strafzaak. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten over de uitspraak van het hof niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven voor dit oordeel, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, en de Hoge Raad heeft deze conclusie gevolgd. De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan op 11 januari 2022, waarbij de vice-president V. van den Brink als voorzitter fungeerde, samen met de raadsheren Y. Buruma en M. Kuijer. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de waarnemend griffier B.C. Broekhuizen-Meuter. Dit arrest is van belang voor de rechtsontwikkeling met betrekking tot de leerplicht en de verantwoordelijkheden van minderjarigen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer20/04255 J
Datum11 januari 2022
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 8 december 2020, nummer 21-000837-20, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2001,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben R.J. Baumgardt, P. van Dongen en S. van den Akker, allen advocaat te Rotterdam, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en M. Kuijer, in bijzijn van de waarnemend griffier B.C. Broekhuizen-Meuter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
11 januari 2022.