Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
29 maart 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 maart 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beslissing van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, die voortvloeit uit oplichting door middel van de exploitatie van 0900-nummers. Het hof had het wederrechtelijk verkregen voordeel geschat op een bedrag van € 983.966,51 en had de betrokkene een betalingsverplichting opgelegd voor dit bedrag. De betrokkene heeft cassatie ingesteld tegen deze uitspraak, waarbij hij werd bijgestaan door zijn advocaten R.J. Baumgardt, P. van Dongen en S. van den Akker.
De advocaat-generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de klachten van de betrokkene over de uitspraak van het hof beoordeeld, maar heeft geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de beslissing van het hof in stand is gebleven. Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, samen met de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en C. Caminada, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.