ECLI:NL:HR:2022:471

Hoge Raad

Datum uitspraak
29 maart 2022
Publicatiedatum
28 maart 2022
Zaaknummer
21/00008
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over opzettelijk aanwezig hebben van hennepplanten in gehuurde woning

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 maart 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van 128 hennepplanten in een door hem gehuurde woning. Het hof had vastgesteld dat de hennepplanten op 15 april 2015 in de woning aanwezig waren en dat de verdachte op dat adres stond ingeschreven. De verdachte voerde aan dat hij de woning had onderverhuurd en dat de hennepplantage door de onderhuurder was aangelegd. Het hof oordeelde echter dat dit niet aannemelijk was, gezien de inconsistenties in de verklaringen van de verdachte en het feit dat hij toestemming voor een doorzoeking had geweigerd. De Hoge Raad heeft de klachten van de verdachte over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad oordeelde dat het hof wettig en overtuigend had bewezen dat de verdachte de hennepplanten opzettelijk aanwezig had gehad, ongeacht of hij zelf in de woning woonde of niet. Het beroep werd verworpen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer21/00008
Datum29 maart 2022
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 22 september 2020, nummer 23-003596-18, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1979,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft J. Kuijper, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Amsterdam teneinde opnieuw te worden berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel

3.1
Het cassatiemiddel klaagt dat de bewezenverklaring voor zover deze inhoudt dat de verdachte de hennepplanten “opzettelijk” aanwezig heeft gehad, ontoereikend is gemotiveerd.
3.2.1
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
“hij op 15 april 2015 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad in een pand aan de [a-straat 1] een hoeveelheid van in totaal 128 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.”
3.2.2
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
“1. Een proces-verbaal van bevindingen doorzoeking woning met nummer PL1300-201-5086176-14 van 16 april 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
Op woensdag 15 april 2015 heeft er een doorzoeking plaatsgevonden onder toezicht van de rechter-commissaris E. Diepraam. De locatie van de doorzoeking was het adres [a-straat 1] te Amsterdam.
In de gemeentelijke basisadministratie staat op dit adres ingeschreven [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1979 te [geboorteplaats].
De woning heeft een eigen opgang welke middels een tussendeur was te bereiken. Bij binnenkomst in de woning roken wij een wiet “hennep” lucht. Er bleek in de beide slaapkamers een kleine hennepplantage te zijn.
2. Een proces-verbaal van bevindingen doorzoeking woning, met fotobijlagen, met nummer PL1300-2015086176-15 van 16 april 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisanten (of één van hen):
Aantreffen hennep: Bij binnenkomst in de woning aan de [a-straat 1] te Amsterdam op 15 april 2015 werd meteen, door verbalisanten, een henneplucht waargenomen. In de woning waren twee hennep kweekruimtes. De hennepkwekerij bevond zich in twee los staande ruimtes. In beide ruimtes stonden manshoge zwarte groei tenten, afgesloten middels een rits.
De beide tenten waren aangesloten aan een gesloten luchtfiltersysteem. Na het openen van de tenten zagen wij een ambtshalve bekende in werking zijnde hennepkwekerij. Wij herkenden de planten als zijnde hennepplanten aan de kleur, vorm en geur. In de beide ruimtes, zagen wij een openkast, waarin diverse elektrische schakel materiaal bevestigd was. In de achterste ruimte (B) stond een kweekruimte van ongeveer 9 m2 met 63 planten, 6 armaturen, 6 aangesloten assimilatielampen, 1 koolfilter, schakelbord, 1 slakkenhuis, 2 ventilatoren, 1 temperatuurventilatieregelaar. In de voorste ruimte (A) stond een kweekruimte van ongeveer 9 m2 met 65 planten, 6 armaturen, 6 aangesloten assimilatielampen, 1 koolfilter, 1 slakkenhuis, 2 ventilatoren, hygro-ph/ec en thermometer, 1 temperatuurventilatieregelaar. In de badkamer troffen wij twee groene voedingsmiddeljerrycans, vier groene voedingsmiddelflessen aan. Tevens stond er een grote open ton met daarin plastic slangen in de badkamer.
3. Een geschrift, zijnde een door de desbetreffende partijen ondertekende huurovereenkomst, blijkens de inhoud daarvan afgesloten tussen Woonstichting De Key te Amsterdam en de verdachte met betrekking tot de woning aan de [a-straat 1] te Amsterdam. De overeenkomst is ingegaan op 17 september 1994, voor onbepaalde tijd.
4. Een geschrift, te weten een ID-staat conform SKDB van 25 september 2018, betreffende [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1979 te [geboorteplaats]. Uit de SKDB blijkt dat deze persoon is ingeschreven bij de gemeentelijke basisadministratie vanaf 18 september 2014 tot en met 8 oktober 2015 op het adres [a-straat 1], [postcode] Amsterdam.”
3.2.3
Het hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring verder het volgende overwogen:
“Op 15 april 2015 is in de door de verdachte gehuurde woning, op het adres waar hij ook ingeschreven stond, een hennepplantage met 128 hennepplanten aangetroffen. Het hof is van oordeel dat het door de verdachte geschetste alternatieve scenario dat hij elders woonde, de woning had onderverhuurd en dat de hennepplantage zou zijn aangelegd door die onderhuurder buiten de wetenschap en medewerking van de verdachte niet aannemelijk is geworden. Verdachte heeft geen andere gegevens verstrekt van de gestelde onderhuurder dan een enkele voornaam om dit alternatieve scenario ook maar enigszins controleerbaar of aannemelijk te maken, terwijl dit in de omstandigheden van dit geval wel op zijn weg had gelegen. Daar komt bij dat de verdachte over zijn aanwezigheid in de woning aan de [a-straat 1] voorafgaand aan de datum van het aantreffen van de hennepplanten niet consistent heeft verklaard en dat bovendien is gerelateerd dat hij toestemming voor een doorzoeking van die woning heeft geweigerd. Onder die omstandigheden moet de ontkenning van de verdachte dat hij de op 15 april 2015 in de door hem gehuurde woning aangetroffen hennepplanten aanwezig heeft gehad, als onaannemelijk terzijde geschoven worden.
Gelet op het voorgaande acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat het de verdachte is geweest die op 15 april 2015 de aangetroffen hennepplanten aanwezig heeft gehad. Dat de verdachte aan depressieve klachten leed, maakt dit oordeel niet anders. Niet is gebleken dat hij ten gevolge daarvan niet in staat was tot het bewezen te verklaren aanwezig hebben van de hennepplanten.”
3.3
Het hof heeft blijkens de bewijsvoering vastgesteld dat zich op 15 april 2015 in de woning aan de [a-straat 1] te Amsterdam een hoeveelheid van in totaal 128 hennepplanten bevond, dat die woning op dat moment werd gehuurd door de verdachte en dat de verdachte vanaf 18 september 2014 tot en met 8 oktober 2015 in de gemeentelijke basisadministratie op het voornoemde adres stond ingeschreven. Het hof heeft verder, naar aanleiding van het verweer van de verdachte dat door een onderhuurder een hennepplantage in de woning zou zijn aangelegd, geoordeeld dat om meerdere redenen niet aannemelijk is geworden dat de verdachte de woning aan de [a-straat 1] te Amsterdam heeft onderverhuurd. In een en ander ligt als oordeel van het hof besloten dat het niet anders kan dan dat de verdachte – ongeacht of hij zelf woonachtig was in de woning aan de [a-straat 1] dan wel op een ander adres – de zich in de woning bevindende hennepplanten opzettelijk aanwezig had. Dat oordeel is, ook in het licht van wat door de verdediging is aangevoerd, niet onbegrijpelijk.
3. Het cassatiemiddel faalt.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren M.J. Borgers en J.C.A.M. Claassens, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
29 maart 2022.